Les 3: b(r)euk de wereld in

Thema 1: De wereld ligt aan je voeten
1 / 50
next
Slide 1: Slide
MavoWiskunde+1Secundair onderwijs

This lesson contains 50 slides, with text slides.

Items in this lesson

Thema 1: De wereld ligt aan je voeten

Slide 1 - Slide

Leerstofoverzicht

Thema 1: de wereld ligt aan je voeten 
Inleiding (voorkennis/herhaling - niet in boek) - vorige lessen
1. Woelig weer in de wiskunde - boek p. 2 - 9 - vorige lessen
2. Sneller de wereld rond met de auto of met de trein? - boek p. 10 -  15 - vorige lessen
3. b(r)euk de wereld in - boek p. 16 - 21



Slide 2 - Slide

Leerstofoverzicht

2 LESUREN

DAARNA 4DE LESUUR TOETS

Slide 3 - Slide

Wat is een breuk?
Een breuk is een wiskundige notatie die een deel van een geheel voorstelt. 
  • Het bestaat uit een teller, een noemer en een breukstreep. 
  • De teller geeft aan hoeveel delen je hebt
  • De noemer geeft aan in hoeveel gelijke delen het geheel is verdeeld.

Slide 4 - Slide

Wat is een breuk?
In de breuk 3/4 is 3 de teller en 4 de noemer. 
Dit betekent dat je 3 delen hebt van een geheel dat in 4 gelijke delen is verdeeld. 

Slide 5 - Slide

Een breuk nemen van een getal






Dit kan ook met je rekenmachine.

Slide 6 - Slide

Oefening 1 p. 16
Welke vorm heeft dit veld?
Wat moet je berekenen 
om te weten hoe groot dit 
veld is?
Welke formule gebruik je
hiervoor?

Slide 7 - Slide

Oefening 1 p. 16

Slide 8 - Slide

Oefening 1 p. 16




de oppervlakte = lengte x breedte
Je hebt per m2 3/4 van die m2 water nodig

Slide 9 - Slide

Oefening 1 p. 16





de oppervlakte = lengte x breedte
Je hebt per m2 3/4 van die m2 water nodig

Slide 10 - Slide

Oefening 1 p. 16

Slide 11 - Slide

Oefening 2 p. 17

Slide 12 - Slide

Oefening 2 p. 17

Slide 13 - Slide

Oefening 3 p. 17

Slide 14 - Slide

Oefening 3 p. 17

Slide 15 - Slide

Oefening 3 p. 17

Slide 16 - Slide

Oefening 4 p. 18

Slide 17 - Slide

Oefening 4 p. 18





35/100 (deel 35 en 100 door 5) = 7/20

Slide 18 - Slide

Oefening 4 p. 18

Slide 19 - Slide

Oefening 4 p. 18

Slide 20 - Slide

Oefening 5 p. 18

Slide 21 - Slide

Oefening 5 p. 18

Slide 22 - Slide

Oefening 5 p. 18
Welke vorm heeft de taart?
Wat moet je berekenen
om te weten hoe groot 
de taart is?
Welke formule gebruik je
hiervoor?

Slide 23 - Slide

Oefening 5 p. 18

Slide 24 - Slide

Oefening 5 p. 18






de inhoud of het volume = lengte x breedte x hoogte

Slide 25 - Slide

Oefening 5 p. 18
Als 3/4 cake is dan is 
.... slagroom?

1 cm3 = ? l

Slide 26 - Slide

Oefening 5 p. 18
1 cm3 = ? l
Een kubieke centimeter (cm³) is een eenheid van volume, terwijl een liter ook een eenheid van volume is. 
De relatie tussen beide is dat 1 liter gelijk is aan 1000 kubieke centimeter => 1 l = 1000 cm3

Slide 27 - Slide

Oefening 5 p. 18
1 cm3 = ? l
 1 l = 1000 cm3
Dus 1 cm³ is 0,001 liter (delen door duizend)
Dus cm3 omzetten naar liter is vermenigvuldigen met 0,001 of delen door 1000

Slide 28 - Slide

Oefening 5 p. 18
1 cm3 = ? l 
cm3 delen door 1000
1140 cm3 : 1000 = 1,44 liter
1,44 liter = 1440 ml
1440 ml : 700 ml = 2,05 
dus 2 is niet voldoende 

Slide 29 - Slide

Oefening 5 p. 18
1 cm3 = ? l 
cm3 delen door 1000
1140 cm3 : 1000 = 1,44 liter
1,44 liter = 1440 ml
1440 ml : 700 ml = 2,05 
dus 2 is niet voldoende 

Slide 30 - Slide

Oefening 6 p. 19

Slide 31 - Slide

Oefening 6 p. 19
of alles op 50sten zetten 
of berekenen
1400 : 4 = 350
1400 : 4 = 350
1400 : 50 x 1 = 28
1400 : 25 x 9 = 504
1400 - 350 - 350 - 28 - 504 

Slide 32 - Slide

Oefening 7 p. 19

Slide 33 - Slide

Oefening 7 p. 19

Slide 34 - Slide

Oefening 8 p. 20
100 liter water = 5 cm
1 cm = ? liter water

7/10 van je lichaamsgewicht is
water


Slide 35 - Slide

Oefening 8 p. 20
100 liter water = 5 cm
1 cm = ? liter water
1 cm =  100 : 5 = 20 liter


7/10 van je lichaamsgewicht is
water

Slide 36 - Slide

Oefening 8 p. 20
100 liter water = 5 cm
1 cm = ? liter water
1 cm =  100 : 5 = 20 liter


7/10 van je lichaamsgewicht is
water

Slide 37 - Slide

Oefening 8 p. 20
100 liter water = 5 cm
1 cm = ? liter water
1 cm =  100 : 5 = 20 liter

7/10 van je lichaamsgewicht is
water

Slide 38 - Slide

Oefening 8 p. 20
100 liter water = 5 cm
1 cm = ? liter water
1 cm =  100 : 5 = 20 liter


7/10 van je lichaamsgewicht is
water

Slide 39 - Slide

Oefening 8 p. 20
100 liter water = 5 cm
1 cm = ? liter water
1 cm =  100 : 5 = 20 liter


7/10 van je lichaamsgewicht is
water

Slide 40 - Slide

Oefening 8 p. 20
100 liter water = 5 cm
1 cm = ? liter water
1 cm =  100 : 5 = 20 liter
7/10 van je lichaamsgewicht is
water => 56 kg = 7/10 van lichaamsgewicht
56 kg = 7/10 x lichaamsgewicht 
regel van 3

Slide 41 - Slide

Oefening 8 p. 20
7/10 van je lichaamsgewicht is water

Slide 42 - Slide

Oefening 8 p. 20
7/10 van je lichaamsgewicht is water

Slide 43 - Slide

Oefening  9 p. 21

Slide 44 - Slide

Oefening  9 p. 21

Slide 45 - Slide

Oefening  9 p. 21

Slide 46 - Slide

Oefening 10 p. 21 - niet klassikaal - uitbreiding

Slide 47 - Slide

Oefening 10 p. 21 - niet klassikaal - uitbreiding

Slide 48 - Slide

Wat moet je kennen voor de toets?
  • je moet een breuk van een getal kunnen berekenen met je rekenmachine (of uit het hoofd)
  • je moet de oppervlakte van een rechthoek kunnen berekenen => opp = l x b
  • je moet de inhoud of het volume van een balk kunnen berekenen => inhoud = l x b x h  

Slide 49 - Slide

Wat moet je kennen voor de toets?
  • je moet cm3 kunnen omzetten naar liter
  • 1 cm3 = ? l => cm3 delen door 1000
  • je moet kunnen herleiden met de herleidingstabel

Slide 50 - Slide