PRESENT SIMPLE (TEGENWOORDIGE TIJD) VS PRESENT CONTINUOUS (TEGENWOORDIGE TIJD IN DUURVORM)
1 serve
2 am ordering
3 are always talking
4 arrives
5 puts
Slide 2 - Slide
Book B, P. 15, Ex 3
1 is trying on
2 looks
3 is, is riding
4 is raining
5 agree, taste
Slide 3 - Slide
present simple vs present continuous
Aandachtspunten:
* in het Engels duidelijk verschil tussen "gewone" tegenwoordige tijd (ik wandel) en duurvorm (ik ben aan het wandelen).
* let op de juiste werkwoordsvorm: I read/he reads...... I am reading/he is reading/we are reading
* dit grammatica onderwerp hoort bij zowel A2 als B1, dit moet je kunnen toepassen.
Present simple: gebruik je om een regelmaat aan te duiden, bv: he works in an office. I visit my grandfather every Saturday. Vorm: he/she/it: ww +s, de overige vormen alleen het werkwoord.
Present continuous gebruik je om aan te geven dat iets NU gebeurt.
I am working from home today. We are playing tennis. She is shopping.
Vorm: 3 stappen, nl to be (am, is of are) + ww + ing
Slide 4 - Slide
Nieuw onderwerp
Past simple vs present perfect
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
example sentences
Slide 7 - Slide
Get your books and look at the irreg verbs
Slide 8 - Slide
De werkwoorden in blauw zijn onregelmatig. Hieraan zie je hoe vaak die gebruikt worden. Het is daarom belangrijk dat je de meest voorkomende goed kent.
Slide 9 - Slide
Irregular verbs
Verleden tijden in het Engels:
* regelmatig: ww + ed
* onregelmatig: eigen vorm
De onregelmatige werkwoorden moet je uit je hoofd leren. In deze lessen vind je de meest voorkomende.
Slide 10 - Slide
Irregular verbs
Slide 11 - Slide
Practice:
Make: book A, ex 2, p. 60 (irregular verbs)
book A, ex 2, p. 134 (present perfect: have of has + volt. deelwoord)
Slide 12 - Slide
Next online lesson
Present perfect and past simple: when to use which verb.