Aardrijkskunde Oefentoets H1 Arm en Rijk 3TL

Bekijk het kaartje omslag van groei naar krimp.
Wat kan er met de winkelvoorzieningen gebeuren in de gebieden in Noordoost-Nederland (bij Duitse grens)?
A
De winkelvoorzieningen verbeteren; de winkeliers van de buurtwinkels hebben nu meer tijd voor elke klant.
B
De winkelvoorzieningen blijven gelijk; klanten hebben een auto en kunnen naar elke winkel toe rijden.
C
De winkelvoorzieningen breiden zich uit; er zijn veel potentiële nieuwe klanten.
D
De winkelvoorzieningen verslechteren; de winkeliers hebben te weinig klanten en sluiten hun winkel.
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bekijk het kaartje omslag van groei naar krimp.
Wat kan er met de winkelvoorzieningen gebeuren in de gebieden in Noordoost-Nederland (bij Duitse grens)?
A
De winkelvoorzieningen verbeteren; de winkeliers van de buurtwinkels hebben nu meer tijd voor elke klant.
B
De winkelvoorzieningen blijven gelijk; klanten hebben een auto en kunnen naar elke winkel toe rijden.
C
De winkelvoorzieningen breiden zich uit; er zijn veel potentiële nieuwe klanten.
D
De winkelvoorzieningen verslechteren; de winkeliers hebben te weinig klanten en sluiten hun winkel.

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Stellingen: Welk antwoord klopt.
I De zuidelijke staten van Nigeria, waar
olie gevonden wordt, zijn het meest
welvarend.
II Mensen zonder opleiding, vaak
afkomstig van het platteland in het
noorden, delen niet mee in de
opbrengsten van de oliewinning.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
C
Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Iemand zegt dat je in de grafiek ziet dat Nederland regionale verschillen in welvaart kent.
Klopt deze stelling? Leg uit.

Slide 3 - Open question

Nee, je ziet hier alleen de inkomensverschillen tussen man en vrouw. Je hebt het hier over sociale ongelijkheid. Je kunt niet zien waar ze in Nederland wonen, dus regionale verschillen zijn niet zichtbaar.
1p dat ze duidelijk aangeven man/vrouw
Welke conclusie kun je trekken als je allochtonen en autochtonen met elkaar vergelijkt. In je antwoord moet je dus een vergelijking maken waarbij je zowel iets zegt over de autochtonen (geboren in het land waar ze wonen) als over de allochtonen (mensen met een migratieachtergrond).

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Wat kun je afleiden uit deze figuur?
Kies uit:
A
Het percentage (%) koopwoningen onder jonge Turken neemt toe.
B
Het % huurwoningen onder jonge Turken neemt toe.
C
Het % Turken met een universitaire opleiding neemt toe.
D
Het % jonge Turken met een ongezonde levensstijl neemt toe.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Leg duidelijk uit welk begrip in de foto bedoeld wordt, als je naar de verbetering van een woonwijk kijkt.
Onderbouw je antwoord met een duidelijk argument.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Welke stelling is juist?
A
Vergrijzing is de toename van het aantal jongeren in de samenleving.
B
Welzijn is al het geld wat er in een land verdiend wordt in alle sectoren.
C
Ontgroening is de toename van het aantal jonge mensen in de samenleving.
D
Welvaart is de rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De meeste probleemwijken liggen in de grote steden. Liggen de probleemwijken die op dit kaartje staan allemaal in een gebied met veel congestie? Gebruik in je antwoord een argument uit het kaartje

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Welk kenmerk hoort niet
bij de bewoners van een probleemwijken?

A
Slechte opleiding
B
Hoogopgeleid
C
Slecht betaalde baan
D
Hebben vaak een migratieachtergrond

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Naast bnp/pp en brp/pp bestaat ook het bbp/pp. Hoe bereken je het bbp/pp?
A
Je deelt het aantal inwoners in een land door de waarde van alles wat er verdiend wordt in dat jaar.
B
Je vermenigvuldigt het bbp van dat jaar met het aantal inwoners van dat land en deelt dat door 1000.
C
Je deelt de waarde van alles wat in een jaar in een land verdiend wordt door het aantal inwoners van dat land.
D
Je deelt het bbp van het land door het aantal consumptiegoederen van dat jaar en vermenigvuldigt dat met het aantal pp’s.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk antwoord heeft niet te maken met welzijn
A
Onderwijs
B
Gezondheidszorg
C
Koopkracht
D
BBP per persoon

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip van A t/m D
hoort er niet bij?
A
Ondervoeding
B
Overvoeding
C
Kwalitatieve honger
D
Kwantitatieve honger

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Arme wijken
Rijke wijken
Hoogbouw
Laagbouw
Huurwoningen
Koopwoningen
Hoge WOZ-waarde
Lage WOZ-waarde

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking noem je ...
A
BNP/inwoner
B
BNP
C
ANP
D
BNN/inwoner

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het zuigelingensterfte?
A
Jonge kinderen die te vroeg sterven
B
Het sterftecijfer van kinderen
C
Aantal baby's van 0-1 die sterven
D
Het hoge sterftecijfer van kinderen onder 10 jaar

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm stadsvernieuwing?
A
Saneren
B
Renoveren
C
Vinex-wijk
D
Nieuwbouw

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Het opknappen van verouderde huizen noemen we saneren.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we een plan van de gemeente om de buurt anders in te richten?
A
streekplan
B
regioplan
C
herinrichtingsplan
D
bestemmingsplan

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van een achterstandswijk?
A
Goede leefbaarheid
B
Veel sociale problemen
C
Weinig werkloosheid
D
Hoog opgeleide bevolking

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke ziekten behoren tot de zogenaamde 'welvaartsziektes'?
A
Longkanker en cholera
B
Cholera en honger
C
Hart- en vaatziektes
D
Vaatvernauwing en griep

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

De beroepsbevolking zijn alle mensen die tegen betaling werken en de werklozen.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

In Nederland komen regionale verschillen in welvaart voor.

In welke delen van Nederland liggen de
meeste gemeenten met lage inkomens?

A
In het noorden en het oosten van Nederland.
B
In het noorden van Nederland en in Zuid-Limburg.
C
In het noorden en het westen van Nederland.
D
In Drenthe en Noord-Brabant.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Er worden drie uitspraken gedaan over landelijke en stedelijke gebieden in Nederland. Geef bij elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
I. In landelijke gebieden ver van de stad wonen meer mensen van buitenlandse afkomst dan in
gebieden dicht bij de stad.

II. In landelijke gebieden is het voorzieningenniveau hoger dan in stedelijke gebieden.

III. Winkelcentra aan de rand van de stad ontstaan doordat het stadscentrum met de auto moeilijk
bereikbaar is.

A
I. Onjuist, II. Onjuist, III. Onjuist
B
I. Juist, II. Onjuist, III. Juist
C
I. Onjuist, II. Onjuist, III. Juist
D
I. Onjuist, II. Juist, III. Juist

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

In een woonwijk vinden de volgende veranderingen plaats. Zet deze veranderingen in de juiste volgorde. Begin met 4.

1. sanering en kaalslag
2. verpaupering en dalende inkomens in de wijk
3. nieuwbouw met herinrichting
4. de bouw van een wijk met goedkope huizen

A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
4 --> 1 --> 2 --> 3
C
4 --> 3 --> 1 --> 2
D
4 --> 2 --> 1 --> 3

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

In Nederland kennen we een aantal wijken die zo erg ‘verpauperd’ zijn dat we spreken over ‘probleemwijken’. Soms zijn die wijken minder dan 50 jaar oud.
Hieronder staan kenmerken van woonwijken in Nederland.

Welk kenmerk hoort bij een 'probleemwijk'?
A
De bewoners hebben veel koopkracht
B
De bewoners hebben vaak last van welvaartsziekten
C
Veel bewoners hebben een hoog opleidingsniveau.
D
Geen van de genoemde kenmerken hoort bij een 'probleemwijk'.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Elke dag zijn er files (congesties) in Nederland. Maar niet overal in Nederland komen evenveel files voor.

Waarom komen in het noorden van Nederland minder files voor dan in de Randstad?

A
In het noorden wonen minder mensen en zijn minder bedrijven dan in de Randstad.
B
De provincies in het noorden hebben de congestie beter opgelost dan de provincies in de Randstad.
C
Er wonen in het noorden meer protestantse mensen die minder ongelukken veroorzaken.
D
In het noorden heb je minder handelsbelemmeringen waardoor iedereen er kan doorrijden.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In 2012 was de bevolkingsdichtheid in Nederland 497.
Wat wordt bedoeld met bevolkingsdichtheid?
A
Het aantal woningen per hectare.
B
De manier waarop de bevolking verspreid is over Nederland.
C
Het aantal mensen dat gemiddeld op een km2 woont.
D
Het aantal mensen dat in Nederland woont x 1000.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Beoordeel de volgende stellingen.

I. Vergrijzing (zie plaatje) is het tegenovergestelde van ontgroening.

II. Gemiddelde leeftijd en gemiddelde opleiding zijn
bewonerskenmerken, het (oorspronkelijke) herkomstland niet.
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Beoordeel de volgende stellingen.
I. De Nederlandse overheid probeert de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren door achterstandswijken (zie plaatje) op te knappen.

II. De Nederlandse overheid mag eigen milieuwetten maken. De EU heeft hierover niets te zeggen.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Hieronder staan kenmerken van woningbouw. Zet voor deze kenmerken cijfers, zodat de juiste volgorde van oorzaak en gevolg ontstaat.

1. verpaupering van wijk (probleemwijk)
2. renovatie en/of sanering mogelijk.
3. opgeknapt tot prachtwijk.
4. de overheid geeft geld (subsidies)
A
1 --> 4 --> 2 --> 3
B
1 --> 3 --> 2 --> 4
C
1 --> 2 --> 4 --> 3
D
1 --> 4 --> 3 --> 2

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak is ONJUIST als je kijkt naar de afbeelding?
A
Bij een lagere bebouwingsdichtheid is de tevredenheid met de woonomgeving groter.
B
In landelijke gebieden is een hoger percentage inwoners tevreden over de woonomgeving
C
Inwoners van grote, stedelijke gemeenten in de Randstad zijn over het algemeen minder positief over hun woonomgeving dan inwoners van kleinere gemeenten.
D
Alle uitspraken zijn juist.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Vergelijk een yuppenbuurt (zie plaatje) met een achterstandswijk.
Welke uitspraak over een yuppenbuurt is dan zijn juist?
A
Het gemiddelde opleidingsniveau ligt er hoger.
B
De kans op Europese subsidie voor een project om de woonomgeving te verbeteren is er groter
C
De kans op welvaartsziekten is er groter.
D
Er wonen meer mensen met een migratie achtergrond

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

In veel dorpen in het noordoosten van Nederland neemt het aantal buurtwinkels af.

Wat is een verklaring voor deze ontwikkeling?
A
De huurprijzen stijgen explosief, waardoor de winkelpanden onbetaalbaar worden voor de winkelier.
B
De kwaliteit van de producten in de buurtwinkels is vaak matig, zodat bewoners er liever niets meer kopen.
C
Door dalende inwonersaantallen is er te weinig klandizie over om de winkels winstgevend te houden.
D
Wegens congestie neemt de bereikbaarheid van dergelijke voorzieningen af en loopt de klandizie terug.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

In welk van de onderstaande gevallen zal het snelst sprake zijn van sanering?
A
In een wijk met een grote variatie aan woningtypen
B
In een wijk met veel en mooie publieke ruimte
C
In een wijk met veel huurwoningen
D
In een wijk met veel koopwoningen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions