1.2 Plantenrijk

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken
1.1 - Organismen indelen
1.2 - Plantenrijk
1.3 - Dierenrijk
1.4 - Schimmelrijk en bacterierijk
1.5 - Voedselkringloop
1.6 - Biotechniek

Slide 2 - Slide

1.2 Plantenrijk

Slide 3 - Slide

Doel van de les
  • Je leert waar een plant uit bestaat
  • Je leert hoe een plantencel er uit ziet
  • Je leert hoe planten stevig blijven
  • Je leert wat de grootste en kleinste planten zijn

Slide 4 - Slide

organen van een plant
  • Wortel
  • Stengel
  • Bladeren
  • Bloem

Cellen met dezelfde vorm en taak vormen een weefsel

Slide 5 - Slide

Uitvergroting van een blad met weefsel
1 + 4 . waslaag. met opperhuid 
2. pallisadeparenchym
3. sponsparenchym

Uitvergroting van 1 cel: volgende dia


Slide 6 - Slide

Onderdelen van de plantencel

  • Celwand. Stevige laag. Bestaat uit cellulose.
  • Celmembraan. dun vlies binnen de celwand. Reguleert welke stoffen in en uit de cel gaan.
  • Cytoplasma. Stroperige vloeistof. Celkern, vacuole en bladgroenkorrels liggen hier in.
  • Celkern. Bevat het DNA van de plant. Reguleert de cel
  • Bladgroenkorrel. Plaats voor fotosynthese
  • Vacuole. Blaasje in het midden van de cel, zorgt voor stevigheid

Slide 7 - Slide

Rechtop staan
Kruidachtige planten blijven rechtop door water in de vacuole van de cellen.

Houtachtige planten blijven rechtop door dikke celwanden van houtstof.

Bomen en struiken zijn houtachtig. Bloemetjes zijn kruidachtig.

Slide 8 - Slide

Houtvaten
Celwanden tussen houtcellen verdwijnen en er ontstaan buisjes.

Tranporteren water met opgeloste mineralen vanuit de grond.

Slide 9 - Slide

Kleinste en grootste plant
De kleinste plant is boomalg, een ééncellige plant
De grootste boom is een Sequoia, deze kan 80 meter hoog worden ( +/- 8 huizen op elkaar)

Slide 10 - Slide

Welke organen heeft een plant?
A
wortels, vaten, stengel, bladeren
B
wortels,stengel, bladeren,bloemen
C
wortels,stengel,bloemen
D
wortels,bladgroenkorrels,bloemen

Slide 11 - Quiz

In welk organen van de plant vindt transport plaats?
A
In de celmembraan, bloemen en stengels.
B
In de vacuole, bladeren en in het cytoplasma.
C
In alle organen.
D
In de bladeren, celwand en de wortels.

Slide 12 - Quiz

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 13 - Quiz

Waarvoor gebruikt de plant cellulose?
A
vacuole
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
celwand

Slide 14 - Quiz

Hebben plantaardige cellen cytoplasma?

A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Fotosynthese vindt plaats in...
A
de bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celkern
D
celmembraan

Slide 16 - Quiz

Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 17 - Quiz


Hoe heet nr 3?

A
cytoplasma
B
grote vacuole
C
bladgroenkorrel
D
celkern

Slide 18 - Quiz

Een struik is een houtachtige/kruidachtige plant.
A
Houtachtige
B
Kruidachtige

Slide 19 - Quiz

Hoe komen houtachtige stengels een hun stevigheid?
En kruidachtige stengels?
A
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door water hun stevigheid
B
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door kruiden.
C
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid.
D
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door water.

Slide 20 - Quiz

Hoe noem je planten die stevig blijven door water?
A
Houtachtige planten
B
Kruidachtige planten

Slide 21 - Quiz

Je mag verder met het verwerken van je paragraaf

Slide 22 - Slide