This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Fictie
Slide 1 - Slide
Wat gaan wij/jullie vandaag doen?
Leerdoelen van deze les.
Instructie
Blooket
Zelfstandig aan de slag --> fictie, blok 3.
Slide 2 - Slide
Doelen van deze les
Na deze les:
Kun je het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.
Kun je voorbeelden geven van fictie en non-fictie.
Slide 3 - Slide
Fictie en non-fictie
Fictie: verzonnen verhalen
Non-fictie: teksten over de werkelijkheid, (dus niet verzonnen)
Slide 4 - Slide
Fictie
Een schrijver kan een verzonnen verhaal vertellen. Deze verhalen noem je fictie.
Sprookjes, leesboeken, stripverhalen, films, soaps en gedichten zijn voorbeelden van fictie.
Slide 5 - Slide
Non-fictie
Een schrijver kan ook schrijven over dingen die echt gebeurd zijn. Deze verhalen noem je non-fictie.
Nieuwsberichten, reisverslagen, een recept, een informatief boek, het journaal, een documentaire of een reality-programma zijn voorbeelden van non-fictie
Slide 6 - Slide
Fictie of
non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 7 - Quiz
Hoofdpersoon en bijpersoon
De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in een verhaal. De hoofdpersoon is vaak het personage waarmee je je kunt identificeren en van wie je de gevoelens en gedachten kunt volgen.
terwijl de bijpersoon een kleinere rol speelt in het verhaal. Bijpersonen kunnen een helper, tegenstander of gewoon iemand zijn die de omgeving vult.
Slide 8 - Slide
Vertelperspectief
Het vertelperspectief beschrijft vanuit welk gezichtspunt een verhaal verteld wordt.
Er zijn drie hoofdtypen: ik-perspectief, hij/zij-perspectief (personaal of alwetend) en wisselend perspectief.
Het ik-perspectief vertelt het verhaal vanuit de ogen van de hoofdpersoon, terwijl het hij/zij-perspectief een beschrijving van de personage geeft. Bij wisselend perspectief wisselt de verteller tussen verschillende personages.
Lesson duration is: 30 min
