Week 4 Argumenten: drogredenen

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Agenda
Introductie unit 'don't believe the hype'

Argumenten: niet alle argumenten zijn even sterk
Wat zijn drogredenen? 
Zelf aan de slag 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen Les
Wanneer een argument sterk is en wanneer niet

Argumenten herkennen in een tekst 

Wat drogredenen zijn en welke er zijn 

Zelf drogredenen herkennen 


Slide 3 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      
       Leerdoelen Unit

The information we choose to believe and spread, influences how we develop, operate and are perceived by others therefor awareness of the perspective of sources is important for personal growth.

Slide 4 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      
      Onderwerpen
  • Feitelijke & fictieve teksten/films
  • Informatieve & betogende versus amuserende bronnen (boek, krant, film, YouTube etc). 
  • Standpunten, argumenten, redeneren. 
  • Frames: wat zijn het en hoe herken je ze in de media. 

Slide 5 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      
Argumenten
In een debat ondersteun je je standpunt met argumenten. 
Een argument is een uitleg waarom je iets vindt.
Argumenten worden vaak aangegeven met één van deze woorden (signaalwoorden):

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Argumenten = AUB

Een argument wordt sterker als je het goed kunt uitleggen.
A (argument) + U (uitleg) + B (bijvoorbeeld)


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld AUB
Stelling: Iedere school moet een politieagent krijgen.

A: ‘Want een agent op school zorgt voor meer veiligheid.’
U: ‘Een agent kan gelijk ingrijpen als er iets op school gebeurt. Ook zullen leerlingen minder snel strafbare dingen doen, omdat ze weten dat ze betrapt kunnen worden. Dat is goed, want het is belangrijk dat school veilig is zodat iedereen zich prettig voelt en goed kan leren.’
B: ‘Als er op school een telefoon gestolen wordt, kan een agent gelijk uitzoeken wie dit heeft gedaan. Dan gaat niet iedereen elkaar vals beschuldigen. Dat helpt om te zorgen voor een veilige sfeer op school.'

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Wanneer is een argument een sterk argument?

Argumenten zijn feitelijk
Je kunt bronnen noemen 
Ze zijn lastig te weerleggen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is een argument een zwak argument?

Argumenten zijn niet-feitelijk (gevoel, mening etc.)
Je kunt geen bronnen of ander bewijs geven
Ze zijn heel makkelijk te weerleggen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Sterk/zwak argument?
Ik moet een andere jas, deze is uit de mode
A
Sterk
B
Zwak
C
Redelijk

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Sterk/zwak argument?
Mode verandert, maar soms komt iets komt terug. Kijk maar naar de broekspijpen uit de jaren '70, ook bellbottoms
A
Sterk
B
Zwak
C
Redelijk

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Sterk/zwak argument?
Ik moet meer geld krijgen van de overheid, want ik ben zielig.
A
Sterk
B
Zwak
C
Redelijk

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Sterk/zwak argument?
Met goede cijfers kan ik een betere studie doen en meer betekenen voor de samenleving, daarom moet ik meer geld krijgen dan leerlingen die geen goede cijfers halen.
A
Sterk
B
Zwak
C
Redelijk

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag

Lees de tekst
Maak de vragen 
timer
25:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Fijne meivakantie 
Vergeet niet te werken aan Numo 
(tot minimaal 2,5 uur)

Doe eens gek, lees een boek 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Agenda
Introductie unit 'don't believe the hype'

Argumenten: wat ook weer?
Wat zijn drogredenen? 
Zelf aan de slag 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen Les
Ophalen wat standpunt en argumenten zijn en wanneer een argument sterk is (of niet)

Wat drogredenen zijn en welke er zijn 

Argumenten herkennen in een tekst 



Slide 20 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      
Test jezelf in stilte
Schrijf de begrippen op in je schrift. Schrijf achter ieder begrip een korte uitleg. Je mag je aantekeningen van vorige les erbij pakken

1. standpunt
2. argument
3. feitelijk
4. signaalwoord
5. AUB

timer
3:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Argumenten
In een debat ondersteunen mensen hun standpunt met argumenten. 
Een argument is een uitleg waarom iemand iets vindt.
Argumenten worden vaak aangegeven met één van deze woorden (signaalwoorden):

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Hulpmiddel = AUB
Een argument wordt sterker als je het goed kunt uitleggen.

A (argument) + U (uitleg) + B (bijvoorbeeld)


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is een argument een sterk argument?

Argumenten zijn feitelijk = je kunt ze testen of toetsen
Je kunt bronnen noemen 
Ze zijn lastig te weerleggen 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is een argument een zwak argument?

Argumenten zijn niet-feitelijk (gevoel, mening etc.)
Je kunt geen bronnen of ander bewijs geven
Ze zijn heel makkelijk te weerleggen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn drogreden?
Er zijn geldige argumenten en ongeldige argumenten.
Ongeldige argumenten heten 'drogredenen'.
Er zijn verschillende soorten drogredenen.
In het volgende filmpje een voorbeeld van overhaaste generalisatie.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Meer drogredenen
Elke keer dat ik  schoolboeken onder mijn kussen leg voor het slapen gaan, haal ik de volgende dag een voldoende! = onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

'k vind dat niet goed, omdat ik dat een slecht idee vind.  cirkelredenering
Wat weet jij nou van voetbal, je hebt zelf nog nooit gescoord.'=  persoonlijke aanval

Alle slimme mensen weten toch dat honden leuker zijn dan katten!' =  bespelen van het publiek

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Slide 31 - Link

This item has no instructions

Opdracht
Werkblad 
We lezen samen telkens een stukje 
Vervolgens vul je het werkblad in

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Je vult je mening in
Wel flexibel = 5 weken vakantie + 5 snipperdagen

Niet flexibel = 6 weken zomervakantie 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Numo 
Leerplan Formuleren 
6,5 uur en/of 100% richting 3F

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Als het goed is..
...Opgehaald wat standpunt en argumenten zijn en wanneer een argument sterk is (of niet)

... geleerd wat drogredenen zijn en welke er zijn 

....Argumenten herkend in een tekst 



Slide 35 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.