Rekentaal-optellen en aftrekken

• Rekenen
• ISK

Wat gaan we doen vandaag?

Oefenen met rekenwoorden en getallen

Afsluiten 

Na de les kunnen we:

• Jullie leren woorden en zinnen die passen bij plus en min.
• Jullie kunnen sommen maken met plus en min en lossen ze goed op.

Morgen toets op de laptop

Warming-up!

eenenvijftig

1. 51
2. 67
3. 70
4. 1

zesentwintig

1. 54
2. 26
3. 62
4. 20

47

1. zevenenviertig
2. vierenzeventig
3. zevenveertig
4. zevenenveertig

82

1. tweeënachtig
2. tweeëntachtig
3. achtentwintig
4. tweeentachtig

123

1. honderddrieëntwintig
2. honderdrieëntwintig
3. drieëntwintighonderd
4. honderdrientwintig

2.624

1. zesentwintigduizend vierentwintig
2. tweeduizendzeshonderd vierentwintig
3. zeshonderdvierentwintig tweeduizend
4. zesentwintighonderd vierentwintig

Draai aan het rad!

+ (plusteken)

optellen

som 

erbij doen

bij elkaar doen

 het totaal

meer 

toenemen

stijgen

-(minteken)

aftrekken

min

eraf halen

weghalen

het verschil

minder 

afnemen

dalen

min

plus

optellen

aftrekken

totaal

verschil

erbij doen

eraf halen

toenemen

afnemen

delen

keer

vermenigvuldigen

gedeeld door

verdubbelen

quotient

maal

groepjes maken

product

afnemen

Doe maar 3 broodjes erbij!

1. +
2. -
3. x
4. :

Wat is de som van 89 en 74?

1. 89 + 74
2. 89 - 74
3. 89 x 74
4. 89 x 74

Op de parkeerplaats staan 2 rode en 7 blauwe auto's. Bereken het totaal aantal auto's.

1. 7 - 2 = 5
2. 2 - 7 = 5
3. 7 + 2 = 9
4. 2 + 7 = 9

De juf woont 3 km van school en de meester woont 15 km van school. Wat is het verschil in de afstand die ze moeten fietsen?

1. 15 + 3 = 18 km
2. 3 + 15 = 18 km
3. 15 - 3 = 12 km
4. 3 - 15 = 12 km

Vanmiddag was het 20 graden buiten. Daarna nam de temperatuur af met 5 graden. Hoe warm is het nu?

1. 20 - 5 = 15
2. 20 + 5 = 25
3. 5 - 20 = 15
4. 5 + 20 = 25

keer

is

is gelijk

optellen

vermenigvuldigen

samen

som

quotiënt

product

gedeeld door

opgeteld

is hetzelfde als

minder

min

Eraf

Wat heb je vandaag geleerd?
Schrijf 3 woorden op.

Afsluiten:

• Opruimen 
• Op je stoel zitten
• lesdoelen bespreken
• Einde van de les