10.1 De bouw en functie van DNA

Thema 10 DNA

B1 
Bouw en functie van DNA 

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 10 DNA

B1 
Bouw en functie van DNA 

Slide 1 - Slide

Retrieval

Slide 2 - Slide

Leerdoelen B1
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven
  • (Je kent verschillende typen DNA )
  • (Je weet het verschil tussen coderend DNA en niet-coderend DNA)

Slide 3 - Slide




  • DNA, 
  • genetische informatie, 
  • genoom, 
  • chromosoom,
  • kern-DNA, 
  • mitochondriaal DNA,
  • chloroplast-DNA, 

zie SW!






  • atoom, 
  • molecuul, 
  • waterstofbrug, 
  • adenine,
  • thymine,
  • cytosine, 
  • guanine,
  • stikstofbase,
  • fosfaatgroep,
  • desoxyribose
Begrippen B1 De bouw en functie van DNA

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Genoom
al het DNA in de cel
Prokaryoot = cel zonder kern, bijvoorbeeld een bacterie


Bij een prokaryoot ligt het DNA in het cytoplasma als een cirkel (circulair DNA). 
Daarnaast bevat een bacterie vaak ook korte stukjes circulair DNA (plasmide). 

Slide 6 - Slide

Genoom - al het DNA in de cel (2)
Eukaryoot - cel met een kern bijvoorbeeld plant, dier, schimmel


Genoom dierlijke cel:
- kernDNA
- mitochondriaal DNA (mtDNA)

Genoom plantaardige cel:
- kernDNA
- mitochondriaalDNA (mtDNA)
- DNA in bladgroenkorrels

Waar wordt het DNA in mitochondriën en bladgroenkorrels voor gebruikt?

Slide 7 - Slide

DNA - DesoxyriboNucleicAcid - Desoxyribonucleïnezuur

BiNaS 71A en B
DNA is opgebouwd uit 4 verschillende bouwstenen (nucleotide): A,C,T,G


Elk nucleotide is opgebouwd uit
drie onderdelen:
1. fosfaatgroep
2. desoxyribose (suiker)
3. stikstofbase (B 71A en B)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Bouw van DNA
Purine: 2-ring structuur
Adenine en Guanine

Pyrimidine: 1-ring-structuur:
Cytosine en Thymine

Slide 10 - Slide

DNA structuur

Slide 11 - Slide

enkelstrengs DNA

dubbelstrengs DNA

Slide 12 - Slide

Compacter maken van DNA

Slide 13 - Slide

DNA-sequentie
  • Een DNA-molecuul past in een celkern door de compacte vorm, het is rond histonen gewikkeld. 

  • Een aantal histonen met DNA eromheen = nucleosoom. De volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt: de sequentie

Slide 14 - Slide

Niet-coderend DNA
  • Mens: ongeveer 98,5% van genoom bestaat uit niet-coderend DNA. 
  • Dit DNA heeft een regulerende functie
  • een deel bestaat uit repetitief DNA (herhalingen van korte nucleotidesequenties)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Even oefenen...

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Maak opdracht  3 en 4
van B1

Slide 19 - Slide

Neem de context 
'Drie biologische ouders' door

Maak opdracht 4 en 5

Slide 20 - Slide

Oefen de flitskaarten en controleer de leerdoelen met Test Jezelf

Slide 21 - Slide

controle vragen
  1. Beschrijf het genoom van eukaryoten en prokaryoten.
  2. Beschrijf de bouw van een nucleotide en leg uit hoe deze een dubbelstrengs DNA molecuul kunnen vormen.
  3. Leg uit hoe, met de sequentie in het DNA, verschillende eiwitten worden gemaakt.

Slide 22 - Slide

Afsluiter
leerdoel beantwoorden of een quizje...

Slide 23 - Slide

Wat is de bouwsteen van DNA?
A
allel
B
gen
C
nucleotide
D
eiwit

Slide 24 - Quiz

Genen bevatten informatie voor het maken van
A
DNA
B
RNA
C
eiwitten
D
alle drie

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, nucleotide, base

Slide 26 - Quiz

Wat betekent 'complementair'?

Slide 27 - Open question

Welk kenmerk van ons erfelijk materiaal is niet universeel bij levende organismen?
A
De aaneenschakeling van desoxyribose en fosfaat
B
De aanwezigheid van 4 basen: A, C, T en G
C
De aanwezigheid van twee complementaire strengen
D
De sequentie van de nucleotiden

Slide 28 - Quiz

Hoeveel procent van ons DNA bestaat uit genen?
A
0-5%
B
10-50%
C
5-10%
D
50-80%

Slide 29 - Quiz

Hoeveel procent van onze genen ligt op het kernDNA?
A
100%
B
meer dan 99,5%
C
95-99%
D
80-90%

Slide 30 - Quiz

Wat betekent het begrip 'sequentie'
A
de volgorde van nucleotiden
B
de volgorde van nucleosomen
C
de volgorde van N-basen
D
de volgorde van genen

Slide 31 - Quiz

niet coderend-DNA heeft
A
geen functie
B
een regulerende functie
C
verslaving tot gevolg
D
een coderende functie

Slide 32 - Quiz

Welke vormen van DNA zijn er
A
kern DNA
B
mitochondriaal DNA
C
chloroplast DNA
D
alle drie

Slide 33 - Quiz

Alle kinderen uit één gezin hebben hetzelfde DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quiz


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 35 - Quiz

Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

Stelling 1: Je krijgt alleen DNA van je vader of alleen DNA van je moeder
Stelling 2: Niet iedere cel heeft DNA
A
Stelling 1 is correct, stelling 2 is incorrect
B
Stelling 1 en stelling 2 zijn correct
C
Stelling 1 is incorrect, stelling 2 is correct
D
Stelling 1 en stelling 2 zijn incorrect

Slide 37 - Quiz

In DNA vormen de basen A, G, C en T vaste paren.
Welke paren zijn dat?
A
A - G en T - C
B
A - T en G - C

Slide 38 - Quiz

Op internet staan veel plaatjes van DNA. Heeft de tekenaar van dit plaatje de basen goed getekend?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz

Extra uitlegvideo

Wanneer je nog een andere uitleg wilt over de bouw en de functie van het DNA...

Kies uit YourBiology, NGbiologie of Ruud Lekkerkerk

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video