De verleden tijd van zwakke werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Taalverzorging

De verleden tijd van zwakke werkwoorden

zwakke werkwoorden

Bij zwakke werkwoorden blijft de klank 

(de klinker) in de verleden tijd hetzelfde.

bakken - bakten

koken - kookten

stomen - stoomden

zwakke werkwoorden

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd:

enkelvoud: stam + -te of stam + -de 

(speelde, pakte)

meervoud: stam + -ten of stam + den 

(groeiden, werkten)

Welk woord is een werkwoord?

1. Drinken
2. Drankje
3. Voedsel
4. Maaltijd

De witte strepen bij een zebra zorgen voor verkoeling.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

De postbode bezorgde een pakje.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Vorig jaar ... (stoten) jij je
kleine teen toch tegen de stoelpoot?

Toen ik vijf was ... (schoppen)
ik mijn zusje regelmatig als ik boos was

Afgelopen zomer .... (branden)
er een vreugdevuur op het strand

De jongens .... (praten) gisteren
aan één stuk door aan tafel over de wedstrijd

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De meeste kiezers stemmen tegen het voorstel.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Marit vermaakt zich goed tijdens het uitje.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De supporters juichen de spelers toe.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Gijs typt snel een berichtje.