3.4 k4

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Wat gebeurt er met de prijs als de vraag stijgt naar een product?

1. Stijgt
2. Daalt

Wat gebeurt er met de vraag als de prijs stijgt?

1. Stijgt
2. Daalt

Als de overheid een maximumprijs wilt vast zetten, omdat de prijzen onbetaalbaar worden, waar komt dan de lijn van de maximumprijs te zitten?

1. Boven de evenwichtsprijs
2. Op de evenwichtsprijs
3. Onder de evenwichtsprijs

Hoeveel aanbieders heeft een monopolie?

1. Één
2. Een aantal
3. Heel veel
4. Geen

Een aanbieder van een monopolie kan zelf de prijs bepalen. Wat is geen juiste reden.

1. De prijs wordt niet bepaald door vraag en aanbod.
2. De aanbieder is de enige aanbieder.
3. De aanbieder heeft veel macht op de markt.
4. De aanbieder produceert heterogene goederen.

Wat is onjuist over volkomen concurrentie?

1. Veel concurrentie
2. Prijs wordt bepaald door vraag en aanbod
3. Heterogene goederen
4. Veel aanbieders

Wat voor product produceren aanbieders bij monopolistische concurrentie?

1. Homogene goederen
2. Heterogene goederen

Wat is onjuist over een oligopolie?

1. Er kan een prijzenoorlog ontstaan.
2. Er komen niet veel aanbieders bij op deze markt.
3. De producten kunnen homogeen zijn, maar ook heterogene goederen.
4. Een goed voorbeeld van een oligopolie is de NS.

Noem 2 voorbeelden van een concrete markt.

Noem 2 voorbeelden van een abstracte markt.

Wat is het verschil tussen een fusie en een kartel?

docs.google.com