This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
B2 Transport in planten
- Houtvaten en bastvaten
- Wateropname
- Waterpotentiaal
- Huidmondjes
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Welke vaten zijn verantwoordelijk voor de anorganische sapstroom?
A
bastvaten
B
houtvaten
Slide 4 - Quiz
Welke onderdelen vervoeren organische stoffen?
A
bastvaten
B
houtvaten
Slide 5 - Quiz
welke bewering is waar?
A
houtvaten bevatten celkernen
B
de secundaire celwanden bevatten lignine
C
bastvaten bevatten geen dwarsverbanden
D
bastvaten bevatten celkernen
Slide 6 - Quiz
Wat is nr 10?
A
houtvaten
B
vaatbundel
C
bastvaten
D
centrale cilinder
Slide 7 - Quiz
Wat is juist?
A
B
C
A
A: Houtvaten
B: Bastvaten
C: Parenchym
B
A: Bastvaten
B: Parenchym
C: Houtvaten
C
A: Houtvaten
B: Parenchym
C: Bastvaten
D
A: Bastvaten
B: Houtvaten
C: Parenchym
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Waar nemen planten water en mineralen mee op?
Slide 11 - Open question
Wat is het nut van veel wortelharen (1 lang woord ;-))
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Welk organel zul je dan ook veelvuldig aantreffen in endodermiscellen?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Huidmondjes
Regelen verdamping
Afname turgor sluitcellen door watertekort zorgt voor vormverandering waardoor huidmondje dicht gaat
Kan ook onder invloed van licht en CO2
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Capillaire werking
Slide 20 - Slide
transport in houtvaten gebeurt door
A
luchtverversing, capillaire werking en worteldruk
B
verdamping, capillaire werking en worteldruk
C
verdamping, capillaire werking en wortels
D
verdamping, capillairen en worteldruk
Slide 21 - Quiz
Op een zomerse dag met veel wind neemt de plant meer water op dan normaal. Waardoor
A
Meer zuigkracht van de bladeren
B
Meer worteldruk
C
Meer capillaire werking
D
Geen van allen
Slide 22 - Quiz
Het transport van water, dat een boom uit de grond heeft opgenomen, stopt als de boom zijn bladeren laat vallen. Welke kracht valt weg door het ontbreken van de bladeren?
A
capillaire werking
B
worteldruk
C
verdamping
D
adhesie
Slide 23 - Quiz
Welke proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een hoge osmotische waarde in het grondwater
Slide 24 - Quiz
Waterpotentiaal
Osmotisch potentiaal wordt negatiever met meer opgeloste stoffen
Drukpotentiaal wordt positiever met hogere turgordruk
Water beweegt van hoog naar laag waterpotentiaal
Slide 25 - Slide
Een pantoffeldiertje neemt water op door osmose. Waar is de waterpotentiaal dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is waterpotentiaal gelijk
Slide 26 - Quiz
En waar is de osmotische waarde dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is osm. waarde gelijk
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Slide
Als een wortel in het voorjaar zijn eerste bladeren krijgt. Hoe wordt de suiker dan vervoerd?
A
via de houtvaten omlaag
B
via de bastvaten omlaag
C
via de houtvaten omhoog
D
via de bastvaten omhoog
Slide 29 - Quiz
Waardoor ontstaat stroming in bastvaten?
A
Door osmose en drukverschil
B
Alleen door osmose
C
Door verdamping van water
D
Door plasmastroming
Slide 30 - Quiz
veel struiken mag je niet in het voorjaar snoeien vanwege het risico op 'doodbloeden'. Wat is de verklaring
A
worteldruk is hoog, daardoor waterstroom in bastvaten niet te stoppen
B
worteldruk is hoog, daardoor stroom opgeloste organische stoffen in bastvaten niet te stoppen
C
worteldruk is hoog, daardoor waterstroom in houtvaten niet te stoppen
D
worteldruk is hoog, daardoor stroom opgeloste organische stoffen in houtvaten niet te stoppen