NT2 A2 Verleden tijd

Verleden tijd
Praten over vroeger:
Voltooide tijd: Ik heb gisteren met jou gepraat.
-> met hulpwerkwoord en voltooid deelwoord

Verleden tijd: Ik werkte gisteren op school.
-> Bij regelmatige werkwoorden op het einde: -te(n) of - de(n)
-> veel onregelmatige werkwoorden

1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Verleden tijd
Praten over vroeger:
Voltooide tijd: Ik heb gisteren met jou gepraat.
-> met hulpwerkwoord en voltooid deelwoord

Verleden tijd: Ik werkte gisteren op school.
-> Bij regelmatige werkwoorden op het einde: -te(n) of - de(n)
-> veel onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is de verleden tijd?
A
wij gaven
B
wij geefden
C
wij geven
D
wij geeften

Slide 2 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
ik begint
B
ik beginde
C
ik begon
D
ik beginte

Slide 3 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
Mario bleven
B
Mario blijft
C
Mario blijfde
D
Mario bleef

Slide 4 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
jullie leerden
B
jullie lerden
C
jullie leerten
D
jullie geleerd

Slide 5 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
zij denkte
B
zij dacht
C
zij denkde
D
zij gedacht

Slide 6 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
hij plaatsde
B
hij plaatse
C
hij platste
D
hij plaatste

Slide 7 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
zij komden
B
zij kwamen
C
zij kwam
D
zij kwamte

Slide 8 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
jullie werkden
B
jullie warkten
C
jullie werkten
D
jullie werken

Slide 9 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
ik kocht
B
ik kochd
C
ik koopte
D
ik koop

Slide 10 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
Marie ziette
B
Marie ziet
C
Marie zagt
D
Marie zag

Slide 11 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
jij gaat
B
jij ging
C
jij gaatte
D
jij gingt

Slide 12 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
wij reisten
B
wij reizden
C
wij reisden
D
wij reizten

Slide 13 - Quiz