heeft gehad, is gegaan, heeft gekocht, heeft bezocht, is geweest
heeft gewandeld, heeft gepraat, heeft genoten, heeft uitgeslapen, heeft gelezen, heeft gemaakt, heeft gewassen, heeft gevoeld/voelde, heeft gedaan, heeft ontspannen
Slide 7 - Slide
Spreekopdrachten
Slide 8 - Slide
stillezen
moeilijke woorden opschrijven
timer
10:00
Slide 9 - Slide
Zebra blz. 134 (LOB/NT2)
opdracht 1 samen
maken vanaf blz. 135
Slide 10 - Slide
Het debat (2)
Slide 11 - Slide
zelfstandig werken + 30 seconds
Zebra: maken vanaf blz. 135
eigen werk voor de gastlessen
Slide 12 - Slide
30 Seconds
30 seconden
Tweetallen
kaartjes
Slide 13 - Slide
het verslag
=een verhaal over hoe iets is gegaan, wat je hebt gedaan of wat er is gebeurd.
Je kan een verslag schrijven over wat je afgelopen week hebt gedaan.
Slide 14 - Slide
het verslag
Schrijf een verslag over wat jij de afgelopen week hebt gedaan.
Je schrijft per dag wat je hebt gedaan en hebt meegemaakt. Per dag gebruikt je minimaal twee zinnen. Gebruik voegwoorden, zoals en, want, maar, omdat, dus, voordat, zodat enz.
Je schrijft dus in de verleden tijd en de voltooide tijd.
Voorbeeld: Op maandag stond ik om 7.00 uur op en ben ik naar school gegaan.
Slide 15 - Slide
opdracht NOS Journaal in Makkelijke Taal/Jeugdjournaal
Kijk met iemand samen naar een NOS Journaal of een Jeugdjournaal
Je gaat daarna vertellen aan een ander tweetal wat er is gebeurd.
Vertel welk journaal en van welke dag jullie hebben gekeken.
Beantwoord de volgende vragen: wie, wat, wanneer, waar, waarom, hoe?
Slide 16 - Slide
Wat wordt er van je verwacht in de les?
Je telefoon leg je in je kluis.
Je bent op tijd (voor de bel) in de les.
Je gaat direct op je plaats zitten.
Als de docent je een andere plaats aanwijst, ga je daar zitten.
Je pakt je schrift en je pen. (en lesboek)
Je maakt aantekeningen tijdens de les.
Als je iets wil vragen/zeggen, steek je je hand op.
Tijdens de les spreek je Nederlands. Een uitzondering hierop is als je met elkaar aan het overleggen bent over de lesstof.