2VWO_Chapitre 1_CD_2324WP

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Programme

Francofolies

Phrases-clés C: parler

Grammaire D: passé composé

Le but

• Ik kan een gesprek voeren over vakantie.
• Ik kan mijn vakantie beschrijven.
• Ik kan de passé composé gebruiken.
• Ik kan een poster maken over een Frans pretpark of festival.

Francofolies

Ezelsbruggetje: è of é       

Voorzetsels bij landen

Prends des notes!

De passé composé = de voltooid  tegenwoordige tijd

• Om te vertellen wat je gedaan hebt.
• Je maakt de tijd met een vorm van het hulpwerkwoord 'avoir' (of 'être') en een 'voltooid deelwoord'.

Regelmatige werkwoorden op ER

Bij regelmatige werkwoorden op ER maak je het voltooid deelwoord door de 'stam' te nemen + é.

Parlé (=gesproken)

Ecouté (=geluisterd)

Exemple Parler = praten

J'ai parlé                = ik heb gepraat
tu as parlé             = jij hebt gepraat
il/elle/on a parlé = hij/zij/men heeft gepraat

nous avons parlé  = wij hebben gepraat
vous avez parlé      = jullie hebben gepraat / u heeft gepraat
ils/elles ont parlé  = zij hebben gepraat

Passé composé: onregelmatige werkwoorden

être

j'ai été = ik ben geweest

tu as été

il a été

nous avons été

vous avez été

ils ont été

avoir

j'ai eu = ik heb gehad

tu as eu

il a eu

nous avons eu

vous avez eu

ils ont eu

faire

j'ai fait = ik heb gedaan

tu as fait

il a fait

nous avons fait

vous avez fait

ils ont fait

Exemples: zet in de p.c.

1. Ma soeur (travailler) .... dans un camping.
2. J' (visiter) .... un musée.
3. On (passer) .... de bonnes vacances.
4. Ils (avoir) .... une tente.
5. Nous (faire) .... du surf.
6. Tu (être) .... en Espagne.

Nous avons écouté de la musique

nous avons été en Bretagne