Theme 4 - Present Simple vs Present continuous

Present Simple VS Present Continuous
Present Simple
Present Continuous
facts, habits, things that happen regularly.
happening right now, activities that last longer, annoyance, irritation
signal words: always, never, seldom, sometimes, usually etc.
signal words: now, right now, at the moment, listen! look!
example: I walk
example: I am walking
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Present Simple VS Present Continuous
Present Simple
Present Continuous
facts, habits, things that happen regularly.
happening right now, activities that last longer, annoyance, irritation
signal words: always, never, seldom, sometimes, usually etc.
signal words: now, right now, at the moment, listen! look!
example: I walk
example: I am walking

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Voorwerp plus hele werkwoord

[Object plus infinitive]

He told me to calm down.

I told him to sit down.

Justin Bieber would like me to sing a song with him.


Zie je een werkwoord dat een bevel of wens uitdrukt?
Daarna volgt het lijdend vw/meewerkend vw + hele werkwoord met to.

Slide 3 - Slide

Examples

He told me to calm down.

I told him to sit down.

Justin Bieber would like me to sing a song with him.


-Ww'en die een bevel of wens uitdrukken > cursief

-Meewerkend vw/Lijdend vw > onderstreept
-Hele werkwoord met to > rood

Slide 4 - Slide

Wens of bevel - werkwoorden

Voorbeelden van werkwoorden die een bevel of wens uitdrukken:

ask                    warn

expect            would like

mean               would love

order               tell

Slide 5 - Slide

Hele WW zonder 'to'

Na let, make en andere werkwoorden die een waarneming met een zintuig aangeven gebruik je:


het voorwerp (meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp) + het hele werkwoord zonder to


Tom let me use his phone.

Slide 6 - Slide

voorbeelden

Voorbeelden van werkwoorden die een waarneming met je zintuigen aangeven

let

make

see (ook saw) > zintuig

hear > zintuig

feel > zintuig

smell > zintuig

Slide 7 - Slide

Examples

Tom let me use his phone.
She made us feel so at home!

We heard somebody close the door.
He saw the cat climb into the tree.
We felt our faces turn red.

Slide 8 - Slide

Stappenplan
1. Komt het werkwoord achter een lijdend of meewerkend voorwerp? Ja, ga naar stap 2.
2. Is het werkwoord let, make of een zintuig? Ja ga naar 3. Nee, ga naar 4. 
3. Meewerkend/lijdend voorwerp + hele ww zonder to
4. Meewerkend/lijdend voorwerp + hele ww met to. 

Slide 9 - Slide

Task 
Where? Stepping Stones  J Grammar. WB. p. 96
What? Do exercise 24, 25, 26  

                      

Slide 10 - Slide