Project grammatica, spelling en formuleren les 10

Spelling H4
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling H4

Slide 1 - Slide

Deze les
- Huiswerk bespreken
- Lesdoel
- Uitleg
- Startopdracht
- Samen doen
- Zelf aan de slag
- Reflectie

Slide 2 - Slide

De hond blaft hard naar de voorbijgangers.
Wat is "hard" in deze zin?
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quiz

De leraar gaf een duidelijk antwoord op de vraag.
Wat is "duidelijk" in deze zin?
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

Ze liep snel naar de bus die op het punt stond te vertrekken.
Wat is "snel" in deze zin?
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quiz

Na de storm bleef de lucht dagenlang grijs en somber.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Na de storm bleef de lucht dagenlang grijs en somber.
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quiz

De nieuwe technologie lijkt een grote stap voorwaarts te zijn voor de medische wereld.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

De nieuwe technologie lijkt een grote stap voorwaarts te zijn voor de medische wereld.

Wat is "lijkt"?
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 9 - Quiz

De voetbalwedstrijd werd na een spannende verlenging met één doelpunt gewonnen.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

De voetbalwedstrijd werd na een spannende verlenging met één doelpunt gewonnen.

Wat is "werd"?
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je het voltooid deelwoord en het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Aan het einde van deze les kun je de leestekens: trema, apostof en accent correct gebruiken.

Slide 12 - Slide

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 13 - Open question

Geef een voorbeeld van een voltooid deelwoord.

Slide 14 - Open question

Uitleg
Soms schrijven we een werkwoord (voltooid deelwoord of een tegenwoordig deelwoord) als bijvoeglijk naamwoord.

De vergrote foto.

Slide 15 - Slide

Uitleg
Ook hiervoor hebben we spellingsregels:

- Als het voltooid deelwoord eindigt op -en, verandert het bijvoeglijk naamwoord niet. Bijv. de gebraden kip.

- alle andere voltooid deelwoorden schrijven we zo kort mogelijk op. Bijv. de vergrote foto (dus niet de vergrootte foto)

Slide 16 - Slide

Uitleg
Een tegenwoordig deelwoord (fluitend liep hij naar school) kan ook als bijvoeglijk naamwoord.

De fluitende jongen liep snel door.

Je voegt hierbij een -e toe achter het tegenwoord deelwoord.

let op! Je houd je hierbij wel aan de regels voor het bijvoeglijk naamwoord: als je bij een "het" woord, "het" vervangt door "een", komt er geen -e achter.
De leerling gaf een ontwijkend antwoord.
De man vroeg naar een gebelde klant.

Slide 17 - Slide

Even oefenen
Maak opdracht 1 op bladzijde 71.

In stilte, 5 minuten, daarna nabespreken.


timer
5:00

Slide 18 - Slide

Theorie lezen
Lees de theorie op bladzijde 74 door.
timer
2:00

Slide 19 - Slide

Wat moet ik toevoegen?
cliche

Slide 20 - Open question

Wat moet ik toevoegen?
knieen

Slide 21 - Open question

Wat moet ik toevoegen?
lps

Slide 22 - Open question

Zelf oefenen
Maak opdracht 4, 5, 6, 7, 8 en 10

5 minuten in stilte.

Klaar?
Maak de test jezelf online.
timer
5:00

Slide 23 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je het voltooid deelwoord en het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Aan het einde van deze les kun je de leestekens: trema, apostof en accent correct gebruiken.

Slide 24 - Slide

Wat heb je geleerd vandaag, dat je hiervoor nog niet wist?

Slide 25 - Open question