2.2b Bindingen tussen moleculen deel 1

Start opdracht:
1 / 49
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Start opdracht:

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

StartOpdracht:Maak de structuren af met juiste aantal  atoombindingen = covalentie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Maak de structuren af met juiste aantal  atoombindingen 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

atoombindingen 
extra uitleg
Niet alle atoomkernen 'trekken' even hard aan de elektronen van een binding = elektronegativiteit.
In Binas tabel 40 is aangegeven 'hoe hard' een atoom aan een binding trekt.
Het verschil in aantrekkingskracht bepaalt wat voor soort binding gevormd wordt.
1 atoombinding = elektronenpaar

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Als het verschil in elektronegativiteit (T40)
< 0,4 is noemen we de binding:
covalent of apolair.
Als 0.4 < verschil elektronegativiteit < 1,7 (T40) noemen we de binding polair en krijgen we hele kleine + of - lading op de atomen (zie hiernaast). 

Als het verschil in elektronegativiteit (T40)
> 1,7 noemen we de binding ionogeen en is er echte + of - lading op de atomen.
1 atoombinding = elektronenpaar

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welke binding is polair?

A
H-H
B
C-H
C
Na-Cl
D
O-H

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Apolaire = covalente binding
polaire binding
ionbinding
KF
N-H
O-H
C-H
NaCl
C-O
C=O
C-Cl

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

2.2 Bindingen tussen moleculen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen van deze les:
1) Je kunt een beschrijving geven van een Vanderwaalsbinding en een Waterstofbrug en uitleggen waar de sterkte van deze bindingen van afhangt.
2) Je kent de algemene eigenschappen van moleculaire stoffen en kunt deze in verband brengen met de microstructuur.
3) Je kunt de sterkte en het type van de bindingen tussen moleculen in verband brengen met het smelt- en kookpunt van de stof en de oplosbaarheid in water.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Basis: Atoommodel van niet-metaal 
Niet-metaal atomen
missen elektronen
in hun buitenste schil
(valentie-elektronen)
om te voldoen aan de
edelgas-configuratie.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Dit helpt ons te begrijpen, waarom een  
  • molecuul atoombindingen heeft tussen atomen
  • atoomsoort een bepaalde covalentie heeft

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Gedeeld elektronenpaar
Om edelgasconfiguratie te bereiken
  • kan een niet-metaal een elektron opnemen van een metaal
     (= je krijgt dan een zout)
  • of delen twee niet-metaalatomen de elektronen:
      een gedeeld elektronenpaar,
      ook wel atoombinding,
      of covalente binding genoemd.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Covalentie

  • Geeft aan hoeveel elektronen gedeeld worden,
      dus hoeveel atoombindingen worden gevormd.
  • Eenvoudig af te lezen uit periodiek systeem.
  • Aantal elektronen erbij tot het edelgas uit groep 18 = covalentie.
  • Covalentie H = 1 ; F = 1 ; O = 2; N = 3 ; C = 4 ; enz.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Eigenschappen van moleculaire stoffen
  1. Alle moleculaire stoffen geleiden geen elektriciteit.
  2. Oplosbaarheid is  afhankelijk van het molecuul.
  3. Smeltpunt en kookpunt, is afhankelijk van het molecuul.
  4. Waterstofbruggen, is afhankelijk van de bouw van het molecuul.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Eigenschappen van moleculaire stoffen

  • Elementen of verbindingen die alleen uit niet-metaal atomen bestaan.
  • Ook wel 'moleculen' genoemd.
  • Geleiden geen elektrische stroom 
     ( geen geladen deeltjes én geen vrij bewegende deeltjes )
  • Voorbeelden: H2O, C2H6O, HCN, PCl3
  • Ontstaan door vorming van atoombindingen
  • Moleculen worden bij elkaar gehouden door bindingen tussen de moleculen: onder andere de Vanderwaalsbindingen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vanderwaalsbinding 
De Vanderwaalsbinding houdt moleculen bij elkaar. Het is de binding tussen de moleculen.
Alle moleculen hebben Vanderwaalsbindingen

Zowel (grotere) molecuulmassa 
als (groter) molecuuloppervlak 
maken de binding sterker.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Binding tussen moleculen
Algemeen principe:
Hoe sterker de bindingen tussen moleculen zijn, des te hoger zijn het smeltpunt en het kookpunt

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vanderwaalsbinding
  • Aantrekkingskracht tussen moleculaire stoffen
        (dus niet aanwezig bij metalen of zouten!)
  • Aanwezig door kleine ladingsverschillen in de moleculen
        (elektronen staan niet op vaste plaats, bewegen door schillen heen)
  • Relatief zwakke binding.     (aanwezig bij vaste fase, deels verbroken bij   
                                                                vloeistof, afwezig bij gas )
  • Hoe groter de massa en/ of het contactoppervlak van het molecuul,
         des te sterker de Vanderwaalsbinding.



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wie ziet het verband? Vingers!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan dit? Dit is toch de zelfde stof?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vanderwaalsbinding 
Voorbeeld: hexaan en 2,3-dimethylbutaan
Zelfde massa, maar hexaan heeft een groter oppervlak, dus sterkere vanderwaalsbinding
>

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Polaire atoombinding

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Polaire atoombinding
Het ene atoom trekt harder aan het gedeelde elektronenpaar dan het ander
- [Verschuiving  elektronenpaar naar hoogste elektronegativiteit]
- Lading (δ- en δ+)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbruggen
Bij polaire bindingen met een O-H atoom kunnen moleculen waterstofbruggen vormen
Voorbeeld: H2O

(En alle andere
N-H, C ꓿ O bindingen)
- - - - - -
- - - - - -

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbruggen
Waterstofbruggen geven ijs een kenmerkende structuur met veel lege ruimte, vandaar de lage dichtheid!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Extra: Polaire of niet-polaire
covalente binding

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden van polaire bindingen in een molecuul:

O-H                     C-O
N-H                    C=O

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Hoe ontstaat dus een polaire binding, zoals die tussen O-H of tussen N-H?
A
doordat O en N zwaarder zijn dan een H atoom
B
doordat O en N harder trekken aan het gedeelde elektronenpaar
C
doordat O en N meer elektronen hebben dan H atomen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Waterstofbrug
Bij polaire bindingen met een H-atoom kunnen moleculen waterstofbruggen vormen
Voorbeeld: H2O

(En alle andere
N-H, O-H bindingen)
- - - - - -
- - - - - - - - -

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbrug
Ander Voorbeeld: H2O met ethanal, dat kan ook!




Dus: 1 polaire binding met H (hier: O-H) en
een andere polaire binding met of zonder H (hier: C=O)
- - - - - -

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Dankzij H-brug drijft ijs ?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbruggen
Waterstofbruggen geven ijs een
kenmerkende structuur met veel 
lege ruimte, 
vandaar de lage dichtheid!
waterstofbrug (O - - H) 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbruggen
  • O-H en N-H groepen kunnen waterstofbruggen (H-brug) vormen.

  • H-brug is sterker dan Vanderwaalsbinding
  • Verhoogt kookpunt bij aanwezigheid



Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbruggen
  • Waterstofbrug treedt alleen op bij moleculen met O-H en/of N-H bindingen.
  • Waterstofbrug is extra bovenop VanderWaalsbinding

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Regels H-bruggen tekenen
  • Van O-H in molecuul 1 naar O / N in molecuul 2
  • Van O / N in molecuul 1 naar O-H in molecuul 2
  • streepjes/stipjes
  • O kan 2 H-bruggen aan gaan
  • H en N allebei maar 1 H-brug

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Moleculaire stoffen
Atoombinding
  • -> Covalente binding
  • -> Polair covalente binding

Molecuulbinding
  • -> Vanderwaalsbinding
  • -> Waterstofbruggen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Covalente binding
Tussen atomen 

  • Atomen trekken even hard
      aan elektronen
  • Elektronen paar bevindt
      zich in het midden
Polair covalente binding
Alleen tussen H - O & H - N met O of N

  • Ene atoom trekt harder aan
      de elektronen
  • Elektronen bevinden zich
      dichter naar 1 atoomsoort

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

waterstofbruggen tekenen we met een stippellijn tussen de H en O of de H en N atomen

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

alleen tussen -N-H en/of -O-H
de C-H binding is niet polair!
de O-H en N-H binding is wel polair!

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Hydrofiele stoffen en waterstofbruggen
  • Waarom mengen olie en water niet? 

  • Hydrofiele stoffen hebben een OH- of een NH-groep. Deze groepen kunnen waterstofbruggen maken met andere stoffen die deze groepen ook hebben. Een waterstofbrug is een verbinding tussen een H-atoom en een O- of N-atoom. 

  • Water heeft ook OH-groepen. Hierdoor kunnen deze stoffen goed met water binden. 

  • Hydrofobe stoffen (zoals olie) hebben deze groepen niet, dus kunnen ze geen waterstofbruggen vormen. Daarom mengen ze niet goed met water. 

Slide 40 - Slide

Alleen voor 3vwo / 3gym
Hydrofiel en Hydrofoob
  • Hydrofiel = houdt van water (polaire)
  • Bevatten O-H en/of N-H groepen
  • Mengt goed met water. 
  • Kan waterstofbruggen vormen (microniveau). 

  • Hydrofoob = bang van water (apolair)
  • Mengt niet goed met water.
  • Bevatten veelal C-H bindingen (géén O-H en N-H bindingen)
  • Kan geen waterstofbruggen vormen (microniveau). 
polair past bij hydrofiel
apolair past bij hydrofoob

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Dit molecuul heeft -OH en 2 x -NH. 
Door de -OH en -NH kan dit molecuul waterstofbruggen aangaan met water moleculen.
Hierdoor lost het goed op in water. Het molecuul is hydrofiel. Het 'houdt' van water.

Bij oplossen geldt: soort zoekt soort.
hydrofiele stoffen lossen goed op in hydrofiele stoffen.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Andere oplosmiddelen

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Kristalroosters

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Een waterstofbrug is een voorbeeld van:
A
Atoom binding
B
Een ion interactie
C
Molecuul binding
D
Een metaal binding

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Een waterstofbrug kan voorkomen tussen:
A
OH-groepen
B
NH-groepen
C
OH- en NH-groepen
D
Niet tussen OH- en NH-groepen

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

welke structuur kan een waterstofbrug aangaan?
A
B
C
D

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

De stippellijn in de tekeningen geeft de plaats aan van een waterstofbrug.
In welke van de onderstaande tekeningen is op de juiste wijze een waterstofbrug aangegeven voor de stof water?


A
B
C
D

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Lees paragraaf 2.2

Ga aan de slag met de volgende opdrachten:

- Ho 2.2 opdrachten

Slide 49 - Slide

This item has no instructions