Afronding par 4.1 tm 4.4

Afronding par 4.1 tm 4.4
- Vragen?
- Film van samenvatting
- Test 
- Volgende les so 4.1 tm 4.4!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Afronding par 4.1 tm 4.4
- Vragen?
- Film van samenvatting
- Test 
- Volgende les so 4.1 tm 4.4!

Slide 1 - Slide

Vragen?

Slide 2 - Slide

Film uit samenvatting van pakket

Slide 3 - Slide

de absolute afstand is
A
de afstand die je kunt uitdrukken in km
B
de hoeveelheid tijd, geld en moeite die het kost om van A -> B te gaan

Slide 4 - Quiz

De relatieve afstand is
A
de berekende afstand
B
de hoeveelheid tijd, geld en moeite die het kost om van A -> B te gaan
C
de afstand hemelsbreed
D
zoals de vogel vliegt

Slide 5 - Quiz

In welk land ligt de armoedegrens het hoogst?
A
Nederland
B
Haiti

Slide 6 - Quiz

Door de levensverwachting, de koopkracht en de alfabetiseringsgraad te meten, meet je
A
Welzijn
B
Welvaart

Slide 7 - Quiz

In welk land is de koopkracht het grootst?
A
Nederland
B
Japan
C
India
D
Zwitserland

Slide 8 - Quiz

Er bestaat een verband tussen de armoedegrens en de koopkracht in landen. Leg uit in een hoe-hoe zin.

Slide 9 - Open question

Hoe gezonder mensen zijn, hoe ... hun welzijn
A
Hoger
B
Lager

Slide 10 - Quiz

Welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking
Wat valt je op aan de kaart?              Geef dit in de volgende sheet aan.

Slide 11 - Slide

Wat valt je op aan de kaart;
Welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking?
Leg uit met een hoe-hoe zin.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Drag question

Noteer de 5 schaalniveaus

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Wat is het schaalniveau van de vorige kaart?
A
Mondiaal
B
Continentaal
C
Nationaal
D
Regionaal

Slide 16 - Quiz

BRICS staat voor:

Slide 17 - Open question

Sleep de afbeeldingen naar de juiste categorie.
Grondstoffen
Half
fabricaten
Eindproducten

Slide 18 - Drag question

Een ander woord voor scharreleconomie is:
A
Formele sector
B
Primaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 19 - Quiz

Globalisering is:
A
De groei van mensen in steden
B
De toenemende uitwisseling van informatie en goederen wereldwijd
C
De toename van influencers op Instagram
D
De toenemende afname van mensen die in fabrieken werken in westerse landen

Slide 20 - Quiz

Waar staan de letters MNO voor? En geef een voorbeeld van een MNO.

Slide 21 - Open question

Als een bedrijf ook een vestiging heeft in een ander land...
A
Dan is het al een Mno
B
Dan is het geen Mno, er moeten vestigingen zijn in meerdere landen
C
Het gaat vooral om de waarde van het bedrijf

Slide 22 - Quiz

Zijn de afstanden wereldwijd relatief groter of kleiner geworden?
A
groter
B
kleiner
C
allebei niet

Slide 23 - Quiz

Wat kwam er traditioneel uit de periferie ?
A
informatie
B
grondstoffen
C
halffabricaten

Slide 24 - Quiz

(T) Bekijk de afbeelding van The Economist.

Welk land of welke groep landen moet er op de plek van letter A en B komen te staan?

Kies uit: Afrika – China – Europa – Nederland – Nigeria – Zuid-Amerika.

Slide 25 - Open question

Er zijn drie manieren om welzijn te meten. Welk van deze levensomstandigheden is géén factor om welzijn te meten?
A
BBP/hoofd
B
Levensverwachting
C
Koopkracht
D
Alfabetiseringsgraad

Slide 26 - Quiz

Geef een voorbeeld van werk in de informele sector in bijvoorbeeld Nigeria.

Slide 27 - Open question

Hieronder zie je oorzaken en gevolgen van globalisering. Ze staan door elkaar. Plaats de letters in de juiste kolom.
Oorzaak
Gevolg
De wereld ‘krimpt’.
Handelsgrenzen tussen landen verdwijnen steeds meer.
De welvaart neemt toe in de wereld.
Transport en communicatie (internet) wordt steeds goedkoper.

Slide 28 - Drag question

Wat voor soort ongelijkheid zie je hier?
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid

Slide 29 - Quiz

Hoeveel geld je minimaal per dag nodig hebt om van te leven.
A
BBP/hoofd
B
Welvaart
C
Armoedegrens
D
Welzijn

Slide 30 - Quiz

Welvaart berekenen we o.a. met het bbp/hoofd.
Wat is hier een nadeel van?

Slide 31 - Open question

Welke sector van economische activiteit?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair
D
Informeel

Slide 32 - Quiz

Welke driedeling kun je maken als je de wereld indeelt naar ontwikkelingsgraad?
A
arm-gemiddeld-rijk
B
koplopers-volgers-achterblijvers
C
centrum-semiperiferie-periferie
D
winnaars-inzetters-verliezers

Slide 33 - Quiz

Grondstof
Halffabricant
Eindproduct
Periferie
Semi-Periferie
Centrum

Slide 34 - Drag question

De welvaart in dit land is...
A
Afgenomen
B
Gelijk gebleven
C
Toegenomen

Slide 35 - Quiz

Centrum
Semiperiferie
Periferie

Slide 36 - Drag question

Slide 37 - Slide

Welk soort ongelijkheid?
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
C
Geen van beide

Slide 38 - Quiz

Welk soort ongelijkheid?
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
C
Geen van beide

Slide 39 - Quiz

Aan de slag
  • Controleer voor de laatste keer je digitale pakket: alle paragrafen gemaakt, inclusief de boxen?
  • Oefentoets gaat over heel hoofdstuk 4, maar je kunt natuurlijk wel zoveel mogelijk maken :)

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide