DID LE11 Les 3 LVF, Bewegingsvormen

• Didactiek
• MBO
• Studiejaar 2

Hoe word ik beoordeeld?

LE11

- LVF'en 1+2 lessenreeks LA  (= 75%)

- Externe beoordeling  (=25%)

LE12

- LVF'en 3+4 lessenreeks LA  (= 50%)

- Interne beoordeling  (=50%)

Wie beoordeelt ?

- LVF'en docent DID

- Extern begeleider LA

Wie beoordeelt ?

- LVF'en docent DID

- Intern 

Afspraken interne les

1. Lesduur 25 minuten 

2. Starten met een SWU

3. Vaste structuur: 

- SWU 

- Kern 1 (oefenen) 

- Kern 2 (toepassen)

4. Lesgever stuurt opruimen aan.

exclusief opbouwen

(= specifieke warming up)

- Lesgeven aan hele klas

- Geblesseerden een actieve rol geven

LVF dag voor lesgeven in SBIS onder LE12 uploaden!

Voorbeeld doelstelling.

Aan het einde van de les kunnen de deelnemers vanuit beweging de bal gericht koppen op hun doelwit?

Wat ontbreekt bij deze doelstelling?

1. de bewegingsvorm en de omstandigheid
2. de bewegingsvorm en de kwalitatieve minimale prestatie
3. de kwantitatieve minimale prestatie en de omstandigheid
4. de kwantitatieve minimale prestatie en de kwalitatieve minimale prestatie

Doelstelling les: BWOM geformuleerd

Doelstelling lessenreeks: algemeen geformuleerd

De tackle bij rugby

Een motorische doelstelling

kunnen toepassen

in een oefenvorm op een traag dribbelende tegenstander 

...vanuit een voldoende lage heuppositie, armen op heuphoogte of lager, hoofd boven de achterste arm en de tegenstander liften.

50% vd deelnemers

Sl als lesgever, pag 64-67

Waarom doelstellingen?

- gedragsverandering controleren

- professionelke aanpak

- verantwoording

Voorbeeld doelstelling.
Aan het einde van de les kan 75% van de deelnemers de wreeftrap bij voetbal
als voorzet uitvoeren waarbij het standbeen steeds vlak naast de bal wordt geplaatst en de bal met de bovenkant van de voet wordt geraakt. De voet moet daarbij naar opzij wijzen.

De kwalitatieve minimale eis is dan...

1. 75% van de deelnemers
2. als voorzet uitvoeren
3. standbeen naast de bal plaatsen
4. de bal met de bovenkant van de voet raken

Voorbeeld doelstelling.
Aan het einde van de les kan 75% van de deelnemers de wreeftrap bij voetbal
als voorzet uitvoeren waarbij het standbeen steeds naast de bal wordt geplaatst.

"Als voorzet" is...

1. de omstandigheid
2. de bewegingsvorm
3. de situatie
4. de voorwaarde

Consequenties

van de les

Beginsituatie set up bij volleybal (voorbeeldles)

Lesopbouw: 

- swu gericht op voeten- en handen, licht>matig intensief

- kern structureren beweging en individuele aandacht, licht intensief 

- eindvorm spelplezier, rally's, coach

Organisatie: 

- kleine groepen, differentiëren na intro kern

Bewegingsvormen: 

- game-like, keuzemogelijkheden bieden

Didactische werkvormen: 

- swu + kern instructievorm

- eindspel coachvorm

Voorbeeld doelstelling.
Aan het einde van de les kunnen 4 vd 10 deelnemers in een aangepaste wedstrijdvorm 4:4 een set up in het 3e tempo spelen waarbij de voeten in juiste richting geplaatst staan, een lichte vering uit de benen wordt uitgevoerd en de armen uitgestrekt worden en nawijzen.

"in een aangepaste wedstrijdvorm 4:4" is...

1. de omstandigheid en/of de situatie
2. de bewegingsvorm en/of de situatie
3. de bewegingsvorm en/of de omstandigheid
4. de bewegingsvorm en/of de voorwaarde

Lesconsequenties voor de groep

Welke elementen moet jij benoemen bij deze consequenties

1. de bewegingsvormen en de stijl van leidinggeven
2. de bewegingsvormen en de verandermogelijkheden
3. de organisatie en de stijl van leidinggeven
4. de organisatie, stijl van leidinggeven en de verandermogelijkheden

Sl als lesgever

6. Bewegingsvormen

LE11 Les 3

6.1 Bewegingsvormen in het didactisch model

6.2 Het kiezen van bewegingsvormen

6.3 Methodiek

6.4 Bewegingsvormen op het LVF

Herhaling les 1

https:

Deze leereenheid is:

Het thema 'bewegingsvormen' valt onder de welke didactische sleutelvraag..?

1. Waar moet ik beginnen?
2. Wat wil ik bereiken?
3. Hoe ga ik de les geven?
4. Heb ik mijn doel bereikt?

Sleep van rechts naar links!

Tot welke functie behoren onderstaande doelen...?

Ontspanning en recreatie

Maatschappelijke activering

Ontwikkeling techniek / tactiek

Stimulering bewegingsvaardigheden

Groei en en instandhouding van bewegings- vaardigheden, gedrag en individuele ontwikkeling

Ontspannen en recreëren

Ondersteunen bij en activeren tot deelname aan SB-activiteiten

Sporttechnische en -tactische vaardigheden ontwikkelen

Bovenstaande oefenvormen staan op volgorde van makkelijk naar moeilijk. Als lesgever vraag jij je af: 

1. Wat kunnen en weten ze wel / niet? (beginsituatie)

2. Wat zouden ze kunnen leren..?

3. Welke bewegingsvorm ga ik gebruiken..?

Accent: afzet omhoog

Accent: afzetten en landen

Accent: coördinatie afzetten en landen

Accent: combi aanloop en afzetrichting

Accent: aanloop en afzet met hoger tempo

Accent: aanloop, afzetrichting met hoger tempo

Welke van onderstaande voorbeelden beschrijven 'sociale veiligheid'?

Meerdere antwoorden zijn goed!

1. Stoeivormen bij vechtsporten
2. Vangen bij turnen
3. Overspelen bij voetbal
4. Speerwerpen bij atletiek

1. Jij schat de veiligheid en de risico's in

2. Te moeilijk kan onveilig zijn (overvragen vergroot de kans op ongevallen)

3. Fysieke veiligheid garanderen...

4. en sociale veiligheid!!!

Sleep van rechts naar links!

Tot welke functie behoren onderstaande doelen...?

Ontspanning en recreatie

Maatschappelijke activering

Ontwikkeling techniek / tactiek

Stimulering bewegingsvaardigheden

Groei en en instandhouding van bewegings- vaardigheden, gedrag en individuele ontwikkeling

Ontspannen en recreëren

Ondersteunen bij en activeren tot deelname aan SB-activiteiten

Sporttechnische en -tactische vaardigheden ontwikkelen

Wat wordt bedoeld met
'de eigenheid van het eindspel'?

1. basketballen in de HEMA
2. shuttles in de korf mikken
3. jongleren met een voetbal
4. Kleine partijvormen bij hockey

Wat is het tegengestelde belang bij...
softbal?

1. Passeren & onderscheppen
2. Inblijven & uitmaken
3. Over en weer inplaatsen
4. De scheids is voor of tegen jou

De bewegingsvormen die je kiest moeten aansluiten bij de kern van de vaardigheid die je wilt aanleren, verbeteren of toepassen.

- eigenheid van het eindspel

- techniek, tactiek en conditie integreren in bewegingsvormen

Tegengestelde belangen?

Wat wordt bedoeld met 'er moet voldoende afwisseling in de les zijn'?

1. Verhouding arbeid - rust
2. Basketballen met een tennisbal
3. Verhouding concentratie en ontspanning
4. Zoveel mogelijk verschillende bewegingsvormen

1. Aansluiten bij de belevingswereld

2. Afwisselend

3. Timing

4. Veel verschillende vormen? Of kiezen voor een kleine aanpassing?

Waarom een matige intensiteit in kern 1 (leren)?

Meerdere antwoorden zijn goed!

1. Omdat partijspelen altijd matig intensief zijn
2. Het einde van de WU is intensief dus kan de intensiteit van kern 1 lager zijn
3. Goede afwisseling arbeid en rust
4. Als ze het al kunnen mogen ze rustiger aan doen

1. WU geleidelijke toename intensiteit

2. Kern 1 (leren) matig intensief

3. Kern 2 (toepassen) toenemende intensiteit

4. CD geleidelijke afbouw intensiteit

Welke vorm van differentiatie
wordt hier toegepast?

1. Inhoudelijke differentiatie
2. Organisatorische differentiatie
3. Beide vormen van differentiatie
4. Er wordt niet gedifferentieerd

Een praktijkvoorbeeld.
Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Wordt er in deze situatie gedifferentieerd?

1. Ja
2. Nee

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Het drietal staat ook in een rechte lijn tegenover elkaar: twee aan de ene kant (spelen om de beurt) en één aan de andere kant. Wordt er in deze situatie gedifferentieerd?

1. Ja, de organisatie is niet voor iedereen hetzelfde
2. Nee, ze doen allemaal dezelfde opdracht
3. Ja, want niet iedereen staat precies op 3 meter afstand
4. Weet niet

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.
Het drietal is aangepast, het zijn de betere spelers van de groep: ze staan nu in een driehoek opgesteld.

Wordt er gedifferentieerd? Zo ja, hoe dan?

1. Ja, inhoudelijke differentiatie
2. Ja, organisatorische differentiatie
3. Ja, beide vormen van differentiatie
4. Nee, er wordt niet gedifferentieerd