1MHA JB2 week 25

Voorbereiding Laatste Toets
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorbereiding Laatste Toets

Slide 1 - Slide

Leerdoel
- Je weet wat verwijswoorden zijn.
- Je weet wat signaalwoorden zijn.
- Je kent vier tekstverbanden.

 

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een woord of woordgroep ergens anders in de tekst. Verwijswoorden zorgen ervoor dat je woorden of woordgroepen niet steeds hoeft te herhalen.  

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden
Je kunt met verwijswoorden verwijzen naar personen, dingen, plaatsen en tijdstippen. Een verwijswoord kan verwijzen naar een enkel woord, een paar woorden of een hele zin. Kijk dus goed wat de schrijver bedoelt.

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
Waar verwijst het verwijswoord naar? Zet een vraagwoord ervoor in de plaats. De zin wordt dan een vraag. Het antwoord op die vraag is waar het verwijswoord naar verwijst. Kijk maar:

De jongen met de drakentattoo liep door een donker steegje. Daar kreeg hij het benauwd.
Waar kreeg hij het benauwd? -> in het donkere steegje.
Daar verwijst dus naar ‘het donkere steegje’.

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden
In een goedgeschreven tekst is er een verband tussen de woorden, zinnen en alinea’s. We noemen dit het tekstverband. Een schrijver maakt vaak gebruik van signaalwoorden om het tekstverband aan te geven. 

Tekstverbanden die veel voorkomen zijn het opsommend tekstverband, oorzaak-gevolg, tegenstellend en de tijdsvolgorde.

Slide 6 - Slide

Opsommend tekstverband
– noemt twee of meer tekstdelen in volgorde

Signaalwoorden: ook, bovendien, daarnaast, zowel.. als, ten eerste, ten slotte

Willem heeft veel hobby’s. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto’s van treinen. Hij speelt bovendien gitaar.


Slide 7 - Slide

Tegenstellend tekstverband
– geeft een tegenstelling tussen tekstdelen aan. 

Signaalwoorden: maar, echter, evenwel, toch, daarentegen.

Mijn vriendin zei dat ze het geen enge film vond, toch kneep ze steeds heel hard in mijn hand tijdens de film. 

Slide 8 - Slide

Tijdsvolgorde
Tijdsvolgorde – geeft aan in welke volgorde van tijd gebeurtenissen in de tekst hebben plaatsgevonden. Je zou kunnen zeggen dat je een deel van iemand zijn ‘agenda’ beschrijft. 

Signaalwoorden: eerst, intussen, daarna, vervolgens, voordat, nadat

Voor de toetsweek pakte ik eerst mijn wiskundeboeken, daarna leerde ik voor Nederlands. 

Slide 9 - Slide

Oorzaak - gevolg
 – Er gebeurt iets (oorzaak) en dit heeft een logisch gevolg. 

Signaalwoorden: door, doordat, hierdoor, als gevolg van, waardoor, vanwege. 

Door de hevige onweersbui zijn bomen omgewaaid. Een aantal kwam op de daken terecht waardoor bewoners schade hebben. 

Slide 10 - Slide

Geen les

Vraag? Hulp nodig?
E-mail j.bos@dalicollege.nl

Slide 11 - Slide

             Toetsvoorbereiding

Theorieblokken Blink Lezen 1
Theorie Lezen 2 (via e-mail)

Slide 12 - Slide

Vandaag
         Maak de vragen bij de de tekst.
                                                   Markeer twee verwijswoorden in de tekst en markeer ook waar ze naar verwijzen.
  Markeer een tekstverband in de tekst en schrijf erbij welke het is. 

Toetsweek: toets weer op laptop
Opgeladen laptop mee!




Slide 13 - Slide