Hoe-hoe regel Zeestromen Hoe warmer de zeestroom, hoe
A
warmer de lucht
B
kouder de lucht
C
droger de lucht
D
vochtiger de lucht
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 27 min
Items in this lesson
Hoe-hoe regel Zeestromen Hoe warmer de zeestroom, hoe
A
warmer de lucht
B
kouder de lucht
C
droger de lucht
D
vochtiger de lucht
Slide 1 - Quiz
Wat drijft zeestromen aan
A
aardbevingen
B
vulkanisme op oceaanbodem
C
wind
D
de zee stuurt zichzelf aan
Slide 2 - Quiz
Bekijk de figuur. De zeestroom met het cijfer 2 is een voorbeeld van een relatief koude zeestroom.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Een koude zeestroom zorgt voor...
A
Minder verdamping dus meer neerslag
B
Minder verdamping dus minder neerslag
C
Meer verdamping dus meer neerslag
D
Meer verdamping dus minder neerslag
Slide 4 - Quiz
De warme zeestroom zorgt in Nederland voor een...
A
Zachte winter, koele zomer
B
Strenge winter, hete zomer
C
Nat klimaat
D
Droog klimaat
Slide 5 - Quiz
Twee beweringen: 1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom 2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist
Slide 6 - Quiz
Als er geen wind- en zeestromen zouden zijn, waar zou het dan warmer worden?
A
De Noordpool
B
De Evenaar
C
Landinwaarts
D
Gematigde breedten aan zee
Slide 7 - Quiz
Welke uitspraak over zeestromen is juist?
A
Een warme zeestroom stroomt van een gebied op hoge breedte naar een gebied op lage breedte.
B
Een koude zeestroom bestaat uit opwellend diepzeewater.
C
Een warme zeestroom stroomt vanuit een relatief warm gebied naar een kouder gebied.
D
Koude zeestromen komen alleen voor rondom Antarctica.
Slide 8 - Quiz
Ik weet dat een moesson een passaat is die de evenaar kruist.
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Een passaat is een wind die
A
waait tussen de subtropische hoge druk gebieden en de evenaar
B
elk half jaar van richting verandert
C
waait van noord naar zuid
Slide 10 - Quiz
Welke term hoort er niet bij: Lagedrukgebied, ITCZ, Passaat, Atmosferische luchtcirculatie, Moesson
A
ITCZ
B
Passaat
C
Atmosferische luchtcirculatie
D
Moesson
Slide 11 - Quiz
Vraag 3B Wat is de juiste volgorde? A. Voor de kust bevindt zich een warme zeestroom B. De passaten drijven de lucht in westelijke richting C. Hierdoor wordt de luchtmassa boven het water ook opgewarmde D. Boven land koelt de lucht af en het gaat regenen E. Deze warme lucht kan relatief veel vocht bevatten
A
D - C - A - B - E
B
A - C - B - D - E
C
A - C - E - B - D
D
A - E -C - D - B
Slide 12 - Quiz
Waardoor beweegt de ITCZ zich tussen 23,5 NB en 23,5 ZB
A
Door de passaat
B
Door de zon
C
Door de zee
D
Door de westenwind
Slide 13 - Quiz
Een plek waar (relatief) warme lucht opstijgt noemen we:
A
Een passaat
B
Een hogedrukgebied
C
Een lagedrukgebied
D
De evenaar
Slide 14 - Quiz
Hoe noemen we de periode met veel neerslag in India?
A
Passaten
B
ITCZ
C
Moesson
D
Zomer
Slide 15 - Quiz
Tussen 0 en 30 graden NB waait volgens deze afbeelding een