herhaling 1.1 - 1.3

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Herhaling

Leerdoelen

1.1.1 Je kunt beschrijven waar het vak nask over gaat.

1.1.2 Je kunt uitleggen wat een natuurverschijnsel is.

1.1.3 Je kunt beschrijven waar het vak biologie over gaat.

1.1.4 Je kunt met voorbeelden het verschil tussen natuurkunde en scheikunde uitleggen.

Een maag verteert eten en breekt voedingsstoffen in kleine stukjes.

1. Natuurkunde
2. Biologie
3. Scheikunde

De accu van telefoon opladen

De verbranding van een stuk hout

Het ademen van een insect

Biologie

Scheikunde

Natuurkunde

Als een stof verandert in andere stoffen, dan hoort dat bij ....

1. Natuurkunde
2. Biologie
3. Scheikunde

Licht is WEL / NIET een natuurverschijnsel.

1. wel
2. niet

Hoort de zin bij natuurkunde of bij scheikunde?
Water bevriest in de koelkast

1. natuurkunde
2. scheikunde?

Hoort de zin bij natuurkunde of bij scheikunde?
Het kaarsvet van een brandende kaars verbrandt.

1. natuurkunde
2. scheikunde?

Onthoud

Natuurkunde en scheikunde gaan over natuurverschijnselen in de niet-levende natuur.

Biologie gaat over de levende natuur, dus over mensen, dieren en planten.

Natuurkunde en scheikunde gaan ook over stoffen.

Bij natuurkunde veranderen stoffen van toestand.

Bij scheikunde veranderen stoffen in andere stoffen.

Materialen en stoffen

leerdoel

Weten hoe je veilig met stoffen om moet gaan

Stoffen herken je aan...

1. Geur, kleur, lengte, breedte
2. Smaak, brandbaarheid, lengte, breedte
3. Geur, kleur, smaak, brandbaarheid
4. Smaak, brandbaarheid, hoogte, diepte

Wat is een ander woord voor stoffen?

1. Spul
2. Materialen
3. Dingen
4. Eigenschappen

Glaswerk

bekerglas

erlenmeyer

horlogeglas

pipet

petrischaaltje

reageerbuis

trechter

maatcilinder

Andere Materialen

kroezentang

driepoot

gaasje

reageerbuisklem

spatel

reageerbuisborstel

spuitfles

Hoe herken je gevaarlijke stoffen?

gevarensymbolen, een pictogram

Hoe heet het glaswerk hiernaast?

1. Erlenmeyer
2. Reageerbuisje
3. Maatcilinder
4. Bekerglas

Een onderzoek begint altijd met een onderzoeksvraag.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe heet het glaswerk hiernaast?

1. Erlenmeyer
2. Maatbeker
3. Maatcilinder
4. Bekerglas

Hoe heet het glaswerk hiernaast?

1. Erlenmeyer
2. Reageerbuisje
3. Maatcilinder
4. Bekerglas

Hoe heet het glaswerk hiernaast?

1. Erlenmeyer
2. Maatbeker
3. Maatcilinder
4. Bekerglas

Voorbereiding SO

Lees iedere dag de vetgedrukte woorden

Misschien kan iemand je overhoren?

Lees de stukjes Onthouden goed door

Kijk of je alle vragen begrijpt