20240527

• Dag
• Basisschool
• Groep 7

20240527

20231204

Goedemorgen, fijn dat je er bent!

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

Maandag 27 mei

20231204

08:30	Gym
09:15	Cito
10:15	Pauze
10:30	(WW) Spelling
11:00	Rekenen
12:00	Pauze
12:45	Taal
13:30	Unit
14:30	Naar huis

Maandag 27 mei

De ballon heeft in de lucht .......................

(zweven, voltooid deelwoord)

De ballon heeft in de lucht .......................

(zweven, voltooid deelwoord)

gezweefd

De jongen ...................... gisteren naar huis

(lopen, vt)

De jongen ...................... gisteren naar huis

(lopen, vt)

liep

Noor houdt erg van appels. Zij ....................... ze lekkerder dan sinaasappels.

(vinden, tt)

Noor houdt erg van appels. Zij ....................... ze lekkerder dan sinaasappels.

(vinden, tt)

vindt

.............. jij appels ook lekker?

(vinden, tt)

.............. jij appels ook lekker?

(vinden, tt)

Vind

Dit brood ........................ gisteren minder!

(kosten, vt)

Dit brood ........................ gisteren minder!

(kosten, vt)

kostte

Maak 1 t/m 5.

Kijk na.

Klaar? Maak 6. Daarna lezen.

Rekensprint

Check of je iPad op stil staat!

10 minuten stil werken.

Klaar? redactiesommen.nl (niet inloggen)

Rekenen

- Toetsen afmaken, dus we beginnen stil!

- Zelfstandig tijdlijn maken

   - Jaartallen / periodes

   - Wie was de baas?

   - Eerst potlood, dan overtrekken / tekenen

Wat was het hoogste aantal kinderen per maand in dit pretpark?

bezoekers

Op 1 januari 2023 telt Nederland 3.627.484 inwoners ouder dan 65 jaar.

 8 van de 10 kinderen tot 15 jaar hebben in het afgelopen jaar wel eens een bezoek gebracht aan attracties als een grote speeltuin of pretpark.

Bezoekers:

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik eet een appel.

1. Ik eet
2. appel
3. een appel
4. geen lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik geef aan jou een appel.

1. aan jou
2. aan jou een appel
3. appel
4. een appel

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik geef aan jou morgen een appel.

1. aan jou morgen
2. een appel
3. morgen een appel
4. aan jou morgen een appel

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Ik rijd op een fiets.

1. Ik
2. een fiets
3. op een fiets
4. geen lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik eet een appel. => Wie of wat eet ik?

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik heb een appel gegeten. => Wie of wat heb ik gegeten?

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik heb een appel gegeten. => Wie of wat heb ik gegeten?

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik loop in de regen. => Wie of wat loop ik?

Lijdend voorwerp:

Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp (+ gezegde)

Ik heb aan jou een appel gegeven. 

=> Wie of wat heb ik gegeven?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!