Examentraining M4 april 2022

GESCHIEDENIS
EXAMENTRAINING 
HOE BEANTWOORD IK EXAMENVRAGEN?
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

GESCHIEDENIS
EXAMENTRAINING 
HOE BEANTWOORD IK EXAMENVRAGEN?

Slide 1 - Slide

Ten eerste...
Neem minimaal 2 pennen, markers een potlood, gum ed mee
Als je je examen krijgt doe je eerst 2 dingen:
  • Je noteert op je kladpapier de jaartallen en gebeurtenissen die je lastig kan onthouden. 
  • Voordat je begint blader je het hele examen door.  Hoeveel vragen moet je maken. 

Tijdens examen:
  • Check je regelmatig of je de vragen nog goed nummert
  • Zet op het opgaveblad een rondje om vragen die je niet (zeker) weet
  • Sla een regel tussen de vragen over. 

Slide 2 - Slide

AAN HET EINDE VAN DEZE LES ...
  • Weet je hoe je het beste 'orde' in je werk kan aanbrengen. 
  • KUN JE VERSCHILLENDE SOORTEN VRAGEN HERKENNEN
  • WEET JE WELKE STAPPEN JE MOET ZETTEN OM TOT EEN JUIST ANTWOORD TE KOMEN.

Tijdens deze les beantwoord je examenvragen. 

Slide 3 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren/ een historische reden geven
2. Bronvragen
3. Multiple Choice
4. Historische volgorde

Slide 4 - Slide

Examentaal

Verklaren: leg uit hoe dat komt/ is ontstaan (oorzaken-gevolg)
Beschrijven: benoem wat je ziet/ leest/ herkent/ hebt geleerd 
Beargumenteren: Leg uit met een HISTORISCH argument.

Let op het aantal argumenten dat wordt gevraagd. 
  • Als er drie redenen worden gevraagd en je schrijft er vier op. Mogen alleen de eerste drie worden nagekeken. Ook al is de eerste fout en de vierde juist.
In het examen staat vaak Doe het zo:  gebruik dit ook. Het helpt echt! 

Slide 5 - Slide

Maak deze vraag . Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 6 - Slide

Maak deze vraag. Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 7 - Slide

Maak deze vraag. Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 8 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiplechoice
4. Historische volgorde

Slide 9 - Slide

2. Bronvragen
Stap 1
Kijk naar de informatie bij de bron > onderstreep de jaartallen, begrippen, personen die je hebt geleerd. LET op!!  Doe dit bij de bron EN in de vraag

Stap 2
Benoem in je antwoord wat je hebt geleerd van deze kernbegrippen en zoek naar de overeenkomst tussen de kernbegrippen van de bron en die van de vraag.

Stap 3
Lees de vraag nog eens goed door en check of het antwoord reeds op papier staat. Schrijf als conclusie in een enkele zin het antwoord op de vraag. Dus ... Controleer of je antwoord voldoet aan het  juiste aantal argumenten/ de invalshoek/ etc.

Slide 10 - Slide

Politieke-,  culturele-, economische redenen
In examenvragen moet je vaak een politieke reden geven:
  • wie is de baas, wie is machtig, welk idee overheerst?
  • welke bondgenootschappen of vrienden levert dit op? 

Of een economische reden:
  • Welk economisch voordeel levert dit op
  • Wie wordt er rijker (of soms armer van)

Of een culturele reden:
  • geloof, gebruiken, gewoontes overnemen of overbrengen. 

Slide 11 - Slide

Maak deze vraag . Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 12 - Slide

Nederlands- Indie
WO II 42-45
Tijdens de Japanse bezetting:
Soekarno werkt samen met de Japanners
Interneringskampen (Jappenkampen)
Fascisme; nationalisme, terreur, dictatuur
Nederlanders in interneringskampen
Als je goed hebt bekeken welke kennis er van je wordt verwacht (A = accosieren) dan lees je in de bron dat dit niet overeen komt met wat je hebt geleerd.

Je moest nl leren dat Nederlanders in Jappenkampen zaten. In de bron loopt deze persoon over straat.

Slide 13 - Slide

Maak deze vraag. Noteer zoals voorgeschreven.
Als je voor een vraag meer punten krijgt moet je vaak meerdere antwoorden geven! 

Slide 14 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 15 - Slide

3. Multiple Choice

Stap 1
Onderstreep de kernbegrippen. Lees eerst de vraag !! Dan pas de antwoorden !!

Stap 2
Wat heb je bij deze begrippen moeten leren?  Bedenk zelf wat het antwoord zou moeten zijn

Stap 3
Welk antwoordmogelijkheid past het best bij jouw antwoord.

Geen idee wat goed is?
Sluit uit wat het zeker fout is. Kies een antwoord dat jou goed lijkt! Schrijf altijd iets op!!!  Schrijf niet meer antwoorden op dan gevraagd. Het 1e wat je opschrijft telt.
Je antwoord MOET je noteren met een HOOFDLETTER
Zo voorkom je dat de D&B of C&E onduidelijk genoteerd 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

WO II
Hitler Duitsland
Nationaal-socialisme; nationalisme, terreur, dictatuur, rassenleer
koninklijke familie
De Nederlandse koninklijke familie leefde in ballingschap in London.
Deze namen zijn een verwijzing naar het Nederlands nationalisme en tegen het Duits nationalisme. Daarmee een vorm van verzet
censuur
wanneer je niet in de krant mag schrijven wat je wil omdat dit door de overheid wordt bepaald spreken we over censuur

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 21 - Slide

4. Historische volgorde
Stap 1
Onderstreep bij de bron of per beschrijving de kernbegrippen. Bepaal per bron of per beschrijving wanneer het was.  
Stap 2
Schrijf  de antwoordvolgorde op
Stap 3
Streep de antwoorden op je examen weg om te controleren
CHECK ALS JE KLAAR BENT OF JE ALLE GEBEURTENISSEN HEBT GEBRUIKT! 
Wil je je antwoord veranderen? Gebruik GEEN pijltjes om antwoorden te ruilen! Streep ze door. Begin eventueel opnieuw. 

Slide 22 - Slide

Noteerde jaartallen achter de gebeurtenis. 

Slide 23 - Slide

1947
29 dec. 1949
1942
17 aug 1945
Maak deze vraag. Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 24 - Slide

Noteerde jaartallen achter de gebeurtenis. 
Maak deze vraag. Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 25 - Slide

Tot slot ...
1. De meeste vragen staan in chronologische volgorde
(dus... maak op je kladpapier een lijstje met belangrijke jaartallen en grove indeling. Tijdens je examen check je waar de vraag over gaat)

2. Benoem feiten. Schrijf op wat je weet.  Geen 'sneue verhalen over zielig en niet zo leuk'.  Benoem jaartallen, begrippen en gebeurtenissen.
Dus... leer gebeurtenissen, jaartallen en begrippen!!!!!!!


Slide 26 - Slide

Tot slot ...
3. Begin je antwoord met herhaling van de vraag.
Zo dwing je jezelf om een volledig antwoord te geven met kop en staart. Een half en vaag antwoordt wekt ergernis op van de correctoren.

4. Schrijf ieder antwoord los van elkaar op.  Maak geen verwijzingen naar andere antwoorden. Ga er niet vanuit dat je het bij een andere vragen toch al vermeld had. 
5. Sla een regel over tussen ieder antwoord.
6. Werk netjes. 


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Succes!!!!!!

Slide 29 - Slide