Herhaling H1 + Examentips

1 / 39
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Voor het EXAMEN...
Neem minimaal 2 pennen mee, wat drinken/eten mag ook. Je mag niet met potlood schrijven op je antwoordenblad
Als je je examen krijgt doe je eerst 2 dingen:
  • Je noteert op je kladpapier de jaartallen en gebeurtenissen die je lastig kan onthouden. 
  • Voordat je begint blader je het hele examen door.  Hoeveel vragen moet je maken. En staan er 'meer-puntsvragen' aan het eind?  Maak deze eventueel alvast. 
Tijdens examen:
  • Check je regelmatig of je de vragen nog goed nummert
  • Zet op het opgaveblad een rondje om vragen die je niet (zeker) weet
  • Sla een regel tussen de vragen over. 

Slide 21 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren/ een historische reden geven
2. Bronvragen
3. Multiple Choice
4. Historische volgorde

Slide 22 - Slide

Examentaal

Verklaren: leg uit hoe dat komt/ is ontstaan (oorzaken-gevolg, continuïteit-verandering)
Beschrijven: benoem wat je ziet/ leest/ herkent/ hebt geleerd 
Beargumenteren: Leg uit met een HISTORISCH argument.

Let op het aantal argumenten dat wordt gevraagd. 
  • Als er drie redenen worden gevraagd en je schrijft er vier op. Mogen alleen de eerste drie worden nagekeken. Ook al is de eerste fout en de vierde juist.
* In het examen staat vaak Doe het zo:  gebruik dit ook. Het helpt echt! 

Slide 23 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiplechoice
4. Historische volgorde

Slide 24 - Slide

2. Bronvragen
Stap 1
Kijk naar de informatie bij de bron > onderstreep de jaartallen, begrippen, personen die je hebt geleerd. LET op!!  Doe dit bij de bron EN in de vraag
Stap 2
Benoem in je antwoord wat je hebt geleerd van deze kernbegrippen en zoek naar de overeenkomst tussen de kernbegrippen van de bron en die van de vraag.
Stap 3
Lees de vraag nog eens goed door en check of het antwoord reeds op papier staat. Schrijf als conclusie in een enkele zin het antwoord op de vraag. Dus ... Controleer of je antwoord voldoet aan het  juiste aantal argumenten/ de invalshoek/ etc.

Slide 25 - Slide

Politieke-,  culturele-, economische redenen
In examenvragen moet je vaak een politieke reden geven:
  • wie is de baas, wie is machtig, welk idee overheerst?
  • welke bondgenootschappen of vrienden levert dit op? 

Of een economische reden:
  • Welk economisch voordeel levert dit op
  • Wie wordt er rijker (of soms armer van)

Of een culturele reden:
  • geloof, gebruiken, gewoontes overnemen of overbrengen. 

Slide 26 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 27 - Slide

3. Multiple Choice
Stap 1
Onderstreep de kernbegrippen. Lees eerst de vraag !! Dan pas de antwoorden !!
Stap 2
Wat heb je bij deze begrippen moeten leren?  Bedenk zelf wat het antwoord zou moeten zijn
Stap 3
Welk antwoordmogelijkheid past het best bij jouw antwoord.
Geen idee wat goed is?
Sluit uit wat het zeker fout is. Kies een antwoord dat jou goed lijkt! Schrijf altijd iets op!!!  Schrijf niet meer antwoorden op dan gevraagd. Het 1e wat je opschrijft telt.
Je antwoord MOET je noteren met een HOOFDLETTER
Zo voorkom je dat de A, B, C, D of E onduidelijk wordt genoteerd.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

WO II
Hitler Duitsland
Nationaal-socialisme; nationalisme, terreur, dictatuur, rassenleer
koninklijke familie
De Nederlandse koninklijke familie leefde in ballingschap in London.
Deze namen zijn een verwijzing naar het Nederlands nationalisme en tegen het Duits nationalisme. Daarmee een vorm van verzet
censuur
wanneer je niet in de krant mag schrijven wat je wil omdat dit door de overheid wordt bepaald spreken we over censuur

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Soorten examenvragen
1. Open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 33 - Slide

4. Historische volgorde
Stap 1
Onderstreep bij de bron of per beschrijving de kernbegrippen. Bepaal per bron of per beschrijving wanneer het was.  
Stap 2
Schrijf  de antwoordvolgorde op
Stap 3
Streep de antwoorden op je examen weg om te controleren
CHECK ALS JE KLAAR BENT OF JE ALLE GEBEURTENISSEN HEBT GEBRUIKT! 
Wil je je antwoord veranderen? Gebruik GEEN pijltjes om antwoorden te ruilen! Streep ze door. Begin eventueel opnieuw. 

Slide 34 - Slide

Noteer de jaartallen achter de gebeurtenis. 

Slide 35 - Slide

1947
29 dec. 1949
1942
17 aug 1945
Maak deze vraag in je schrift. Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 36 - Slide

Noteerde jaartallen achter de gebeurtenis. 
Maak deze vraag in je schrift. Noteer zoals voorgeschreven.

Slide 37 - Slide

Tot slot ...1
1. De meeste vragen staan in chronologische volgorde. Het examen zal waarschijnlijk beginnen met staatsinrichting, dan WOl enzovoort.
(dus... maak op je kladpapier een lijstje met belangrijke jaartallen en grove indeling. Tijdens je examen check je waar de vraag over gaat, waar moet je antwoord op geven.)

2. Benoem feiten. Schrijf op wat je weet/bedoelt en noem het beestje bij zijn naam, Geen vage verwijswoorden (ze/hun/het). Geen 'sneue verhalen over zielig en niet zo leuk'.  Benoem jaartallen, begrippen en gebeurtenissen.
Dus... leer gebeurtenissen, jaartallen, personen en begrippen!!!!!!!


Slide 38 - Slide

Tot slot ...2
3. Begin je antwoord met herhaling van de vraag.
Zo dwing je jezelf om een volledig antwoord te geven met kop en staart. Een half en vaag antwoordt wekt ergernis op van de correctoren. Gebruik "Doe het zo"

4. Schrijf ieder antwoord los van elkaar op.  Maak geen verwijzingen naar andere antwoorden. Ga er niet vanuit dat je het bij een andere vragen toch al vermeld had. 

5. Sla een regel over tussen ieder antwoord.

6. Werk netjes. 


Slide 39 - Slide