M3 - lezen H1.3-2.3-3.3

M3
Lezen H1.3 -2.3 -3.3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

M3
Lezen H1.3 -2.3 -3.3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Theorie lezen H1.3
  • leesstrategieën
  • tekstverbanden en signaalwoorden
  • de opbouw van een tekst
  • de opbouw van een alinea 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Je bekijkt een artikel om te beoordelen of je dat kunt gebruiken bij het schrijven van een verslag over een bepaald onderwerp.
Welke manier van lezen gebruik je?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Verbanden en signaalwoorden
  1. Opsomming: zaken die bij elkaar horen worden achter elkaar opgenoemd
  2. Tegenstelling: zaken die in de tekst tegenovergesteld zijn
  3. Voorbeeld/toelichting: geeft meer info over een uitspraak die erbij staat
  4. Chronologie: geeft tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan
  5. Oorzaak-gevolg: noemt oorzaken en gevolgen van iets
  6. Redengevend: geeft aan waarom iemand iets vindt of doet
  7. Concluderend: er wordt een conclusie getrokken
  8. Samenvattend: de belangrijkste info wordt kort herhaald

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opsommend tekstverband
Redengevend tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Toelichtend tekstverband
Voorwaardelijk tekstverband
ten eerste
bovendien
ook
als ... dan
indien
tenzij
want omdat immers
maar echter hoewel
 dat wil zeggen met andere woorden

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het tekstverband in deze tekst?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

In elke alinea staat een kernzin.
Wat is dat?

Slide 7 - Open question

De belangrijkste zin van een tekst. Een uitspraak waarover in de rest van de alinea meer over wordt gezegd.

Wat is de kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Theorie lezen H2.3
  • informatieve teksten
  • objectieve informatie
  • tekstdoel en tekstsoort

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen goed voorbeeld van een informatieve tekst?
A
nieuwsbericht
B
handleiding
C
ingezonden brief
D
interviewverslag

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met objectieve informatie?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions


Wat is ONJUIST over feiten?
A
Uitspraak over iets dat waar of onwaar is.
B
Je kunt het controleren.
C
Je gebruikt argumenten om feiten te ondersteunen
D
Je kunt ze gebruiken als argument.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Leg uit wat een tekstdoel is en
noem een voorbeeld.

Slide 13 - Open question

Een tekstdoel is wat de schrijver wil bereiken bij de lezen, bijvoorbeeld informeren.
Sleep de tekstdoelen naar de juiste afbeeldingen.
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Beschouwen

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Theorie lezen H3.3
  • betoog
  • subjectieve informatie
  • functies van de inleiding en het slot

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is een betoog en waaraan kun je zien dat een tekst een betoog is?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions


Wat staat er in een betoog?
A
Mening van de schrijver
B
Argumenten
C
beoordelingswoorden
D
A, B en C zijn alle drie goed

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Welke uitspraken over argumenten zijn JUIST ?

A
Je gebruikt ze om je mening te ondersteunen.
B
Ze beginnen vaak met maar, hoewel en toch.
C
Ze beginnen vaak met omdat, want of daarom.
D
Je kunt ze baseren op feiten of op gevoel.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Het zinsgedeelte na de pijl is een 
A
feit
B
mening
C
argument
D
conclusie

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Inleiding
Slot
aanleiding
samenvatting
conclusie
advies
belangrijke vraag stellen
anekdote
Toekomstverwachting
deskundige introduceren

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Op welke manier wordt deze tekst ingeleid?
A
Door een anekdote te vertellen.
B
Door de aanleiding te noemen.
C
Door een deskundige te intrduceren
D
Door het standpunt van de schrijver te noemen.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van deze slotalinea?
A
Het is een korte samenvatting.
B
Er wordt een advies gegeven.
C
De lezer wordt gewaarschuwd.
D
Dit is een conclusie.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


Welke uitspraak over deze LessonUp past bij jou?
A
Ik vond hem makkelijk.
B
Ik vond hem soms lastig.
C
Ik vond hem moeilijk.
D
Ik merk dat ik de theorie goed moet leren.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions