Oefentoets PWW 4

Oefentoets PWW 4
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets PWW 4

Slide 1 - Slide

Samenstellingen die met
kerst- beginnen schrijf je met een hoofdletter.
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Bij het afbreken van een woord mag er nooit een letter alleen komen te staan.
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Beroepen schrijf je met hoofdletters.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

In het Engels schrijf je samenstellingen altijd aan elkaar.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Vul de verleden tijd van het werkwoord in.

stunten
De winkel ..... met heel lage prijzen.
A
stunte
B
stuntten
C
stuntte
D
stunten

Slide 6 - Quiz

Vul de verleden tijd van het werkwoord in.

besteden
De leerlingen ... in elke pauze geld in de kantine.
A
bestede
B
besteeden
C
besteedden
D
besteede

Slide 7 - Quiz

Vul de verleden tijd van het werkwoord in.

verwonden
Ze ... zich aan het ongeschuurde stuk hout.
A
verwondden
B
verwonden
C
verwenden
D
verwondde

Slide 8 - Quiz

Vul de verleden tijd van het werkwoord in.

tobben
De man ... met zijn gezondheid.
A
tobde
B
tobte
C
tobten
D
tobt

Slide 9 - Quiz

Vul de tegenwoordige tijd van het werkwoord in.

vergoeden
... jouw verzekering de kosten?
A
vergoede
B
vergoedt
C
vergoet
D
vergoed

Slide 10 - Quiz

Vul de tegenwoordige tijd van het werkwoord in.

betekenen
Dat ... vast niets.
A
betekent
B
betekendt
C
betekend

Slide 11 - Quiz

Vul de tegenwoordige tijd van het werkwoord in.

worden
... jij ook uitgenodigd?.
A
wordt
B
werd
C
word

Slide 12 - Quiz

In elke zin staat één onjuist gespeld werkwoord. Noteer de fout en verbeter deze.
Vorige week melden zich ook de mensen die al eerder waren verhoord.
A
melden-melde
B
melden-meldden
C
verhoord-verhoort
D
verhoord-verhoordt

Slide 13 - Quiz

In elke zin staat één onjuist gespeld werkwoord.
Tegenwoordig downloadt bijna iedereen muziek en dat bezorgd de muziekindustrie aardig wat kopzorgen.
A
downloadt
B
bezorgd

Slide 14 - Quiz

In elke zin staat één onjuist gespeld werkwoord.

Ik verbiedt je dingen mee te nemen die nog niet zijn betaald.
A
verbiedt
B
betaald

Slide 15 - Quiz

Selecteer alle woorden die je nog met een hoofdletter moet schrijven.

Meneer van der zwaan rijdt in een golf.
A
van der zwaan
B
van der zwaan, golf
C
van zwaan, golf

Slide 16 - Quiz

Selecteer alle woorden die je nog met een hoofdletter moet schrijven.
Vier jij sinterklaas of leg je een cadeautje onder de kerstboom?
A
sinterklaas, kerstboom
B
sinterklaas
C
kerstboom

Slide 17 - Quiz

Selecteer alle woorden die je nog met een hoofdletter moet schrijven.

Hij leest een alarmerend bericht in de telegraaf.
A
alarmerend
B
bericht
C
telegraaf

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste afkorting?

koninklijke nederlandse voetbalbond
A
knvb
B
KNvB
C
KNVB

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste afkorting?

hoger beroeps onderwijs
A
hbo
B
HBO
C
HbO

Slide 20 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
geinteresseerd
B
geïnteresseerd
C
geïnteresseert

Slide 21 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
tvpersoonlijkheid
B
tv-persoonlijkheid
C
tv persoonlijkheid
D
TV-persoonlijkheid

Slide 22 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
ogenbliken
B
ogenblikken
C
ogenbik

Slide 23 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
bronchieën
B
bronchieen
C
bronchiën

Slide 24 - Quiz

Gehandicate of Gehandicapten
... komen nog steeds te veel onnodige barrières tegen.
A
Gehandicapten
B
Gehandicapte

Slide 25 - Quiz

De kersenbomen staan er prachtig bij!

Sommigen of Sommige hebben al bloesem.
A
Sommigen
B
Sommige

Slide 26 - Quiz

Tautologie
Pleonasme
Wellicht kan je docent je misschien helpen.
Mijn tas is van de bovenste verdieping naar beneden gevallen.
Als u overstapt dan krijgt u een gratis cadeau.
Tevens krijg je ook 10 euro korting.

Slide 27 - Drag question

Tautologie of pleonasme?
Een tautologie treedt op als je twee woorden gebruikt die hetzelfde betekenen. Een voorbeeld is “tevens ook” of “enkel en alleen” "gratis en voor niets". 
Een pleonasme is een uitdrukking waarin een noodzakelijke eigenschap van een hoofdwoord nogmaals wordt benoemd. Een voorbeeld is “groen gras”, "vieze stank" "genoodzaakt moeten".

Slide 28 - Slide

Van welk werkwoord is ‘gedetineerde’ een afleiding?
A
detinatie
B
detineren

Slide 29 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord kun je maken van ‘harmonie’?
A
harmonisse
B
harmonisch

Slide 30 - Quiz

Wat is het synoniem van
pochen?
A
opscheppen
B
afdanken
C
afslanken

Slide 31 - Quiz

Wat is het synoniem van
infantiel?
A
ouwelijk
B
puberaal
C
kinderachtig

Slide 32 - Quiz

Wat is het antoniem van
dominant?
A
sterk aanwezig
B
bescheiden
C
bang

Slide 33 - Quiz

Wat is het antoniem van
monoloog?
A
dialoog
B
alleenspraak

Slide 34 - Quiz

Neem ook goed de woordenlijst door.

Slide 35 - Slide