bb 10.3 kb 11.3

BB 10.3          KB 11.3
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood, rekenmachine

LessonUp: 
Ja
Telefoons in de telefoontas!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

BB 10.3          KB 11.3
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood, rekenmachine

LessonUp: 
Ja
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- De leerlingen kennen de verschillende krachten (voorstuwende/tegenwerkende) die bij beweging een rol spelen en kunnen deze benoemen/aanwijzen

- De leerling kan uitleggen hoe de nettokracht laat zien hoe de snelheid van een voertuig veranderd.

- De leerling begrijpt dat bij een richtingsverandering ook een nettokracht een rol speelt, ook als er geen snelheidsverandering is.

Slide 2 - Slide

Voorkennis
  • De leerling kent de verschillende soorten krachten (zie H1)

  • De leerling weet dat krachten zelf niet gezien kunnen   worden, maar dat je alleen het effect van de kracht ziet.
 
  • De leerling kan vectoren tekenen en weet dat vectoren   een  beginpunt, richting en een lengte hebben.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Voortstuwen en tegenwerken
Zoals je in het filmpje zag ging de auto "vanzelf" steeds harder. Door de zwaartekracht werd de auto steeds meer voortgestuwd. Dit zie je andersom ook. Als je een heuvel op probeert te fietsen, maar je stopt met trappen, zal je afremmen en uiteindelijk zelfs achteruit rollen.   

Slide 5 - Slide

Voortstuwen en tegenwerken
De voorstuwende krachten zijn krachten die maken dat je vooruit komt. (spierkracht, motorkracht, zwaartekracht) 

Tegenwerkende krachten zorgen ervoor dat de beweging juist moeilijker gaat, of dat je afremt. Denk daarbij aan luchtwrijving, rolwrijving, zwaartekracht, andere wrijvingskrachten (onderdelen die langs elkaar bewegen)

Slide 6 - Slide

Maak de zin af: Hoe minder wrijving...
A
Hoe meer verzet.
B
Hoe meer kracht er nodig is om de trein achteruit te laten gaan.
C
Hoe minder kracht er nodig is om te stoppen.
D
Hoe minder kracht er nodig is om de trein vooruit te krijgen.

Slide 7 - Quiz

Een fietser rijd de berg op. Welke krachten werken hem tegen?
A
Zwaartekracht
B
Wrijvingskracht
C
Luchtweerstand
D
Alle 3 genoemde krachten

Slide 8 - Quiz

Als het sneeuwt, wordt de remweg langer. Hoe komt dat?
A
Omdat de luchtweerstand is afgenomen.
B
Omdat de luchtweerstand is toegenomen.
C
omdat de rolweerstand is toegenomen.
D
Omdat de rolweerstand is afgenomen.

Slide 9 - Quiz

Wat gebeurt er met de luchtweerstand als je harder trapt?
A
Wordt groter
B
wordt kleiner
C
Blijft gelijk
D
wordt 0 N

Slide 10 - Quiz

Resultante/nettokracht
De nettokracht is het resultaat van alle krachten tesamen. Die krachten kunnen onder een hoek staan of in dezelfde richting.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Resultante/nettokracht
=> Nettokracht werkt in de bewegingsrichting


=> Nettokracht is 0 N


=> Nettokracht werkt tegen de bewegingsrichting in

Slide 13 - Slide

Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening

Slide 14 - Quiz

Wat is de
nettokracht?
A
186N
B
8360N
C
1,45N
D
34N

Slide 15 - Quiz

Wat is
de
nettokracht?
A
25N
B
225N
C
1,25N
D
12500N

Slide 16 - Quiz

Wat betekent eenparig vertraagd?
Wat weet je dan van de nettokracht?
A
Dat betekent: sloom en traag. Van de nettokracht weet je niets
B
Dat de snelheid constant blijft, de nettokracht is nul
C
Dat de snelheid varieert, de nettokracht weet je niets van
D
Dat de snelheid constant afneemt, de nettokracht werkt tegen

Slide 17 - Quiz

Welke afbeelding geeft
de nettokracht bij
het remmen juist weer?
A
A
B
B
C
C

Slide 18 - Quiz

Maken (BB)
blz 202 t/m 203
Opgave 1 t/m 8 (3 niet)

Daarna nakijken (online)

Maken (KB)
blz 64 t/m 67
Opgave 1 t/m 14

timer
20:00
Zelfstandig werken.
Heb je vragen? Check je boek eerst.
Na de timer bespreken we vragen.

Slide 19 - Slide

Les 2
BB: Tekenen vectoren
KB: Uitleg remweg, reactieafstand, stopafstand

Slide 20 - Slide

Kracht is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 21 - Quiz

Welke kracht zie je hier in het touw?
A
trekkracht
B
drukkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 22 - Quiz

Welke kracht zie je hier in het touw?
A
trekkracht
B
drukkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 23 - Quiz

Welke kracht zie je hier ?
A
trekkracht
B
drukkracht
C
wringkracht
D
buigkracht

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je de kracht die ervoor zorgt dat je fiets van snelheid veranderd?
A
zwaartekracht
B
versnellingskracht
C
spierkracht
D
vertragingskracht

Slide 25 - Quiz

Leerdoelen  4.2 Krachten tekenen
  1. Je kunt de drie onderdelen van een krachtpijl benoemen.
  2. Je kunt de eenheid van kracht benoemen.
  3. Je kunt uitleggen wat een krachtenschaal is.
  4. Je kunt de grootte van een kracht berekenen met de krachtenschaal.
  5. Je kunt een kracht tekenen door gebruik te maken van de krachtenschaal.

Slide 26 - Slide

Kracht 

Een kracht kun je niet zien, 
maar je kunt een kracht wel tekenen.

Slide 27 - Slide

Krachten tekenen
Een kracht heeft ...
  • een richting;
  • een grootte;
  • een aangrijpingspunt.
Aangrijppunt is het contactpunt tussen twee voorwerpen (waar de voorwerpen elkaar raken).
Als er geen contactpunt tussen twee voorwerpen is dan is het aangrijppunt het midden van het voorwerp (bij de zwaartekracht is dit bijvoorbeeld het geval). 

Slide 28 - Slide

Krachten tekenen
Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. 
Een kracht teken je als een pijl. 

Voor het tekenen van krachten gelden drie regels:
• de lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan;
• de richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan;
• het beginpunt van de pijl geeft het aangrijpingspunt van de kracht aan.

Slide 29 - Slide

Krachten tekenen
A: Richting
B: Aangrijpingspunt
C: Grootte

Krachtenschaal
Bijvoorbeeld: 1 cm ≙ 5 N. 
Vector

Slide 30 - Slide

Eenheid van kracht
Bij een kleine, lichte auto duwt de man niet hard. Bij een zware auto moet hij harder duwen. 
Hoe groot een kracht is, geef je aan in newton. 
Newton is de eenheid van kracht. 1 newton kort je af als 1 N.
  • In de natuurkunde   schrijf je een kracht als F. 
  • Dit is het symbool voor kracht. 
  • De F komt van force.

Slide 31 - Slide

Krachtenschaal
Je kunt de krachtenschaal korter schrijven.
Je zegt: 
  • 1 cm komt overeen met 50 newton.

  • Je schrijft: 1 cm ≙ 50 N.

  • Dus ≙ betekent: komt overeen met.

Slide 32 - Slide

Krachtenschaal
  • Verhouding die je kiest om krachten te kunnen tekenen. 


  • Geeft aan met hoeveel newton (N) één centimeter (cm) van de krachtpijl overeenkomt. met.

Slide 33 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Je hebt een pijl getekend van 4,5 cm.
gegevens
lengte van de pijl = 4,5 cm
krachtenschaal 1 cm ≙ 20 N
gevraagd
kracht = ?
De kracht die je hebt getekend:
is 90 N.

UITWERKING:

Slide 34 - Slide

Een kracht tekenen:
Voorbeeldopdracht 2
  • Je moet een kracht tekenen van 350 N. 
  • De krachtenschaal is: 1 cm ≙ 100 N. Je kunt berekenen hoe lang de pijl moet zijn. 
  • Daarvoor gebruik je een verhoudingstabel.
  • Reken eerst uit hoeveel cm een kracht van 1 N is. 
  • Reken dan uit hoeveel cm een kracht van 350 N is.
  • Met een krachtenschaal van 1 cm ≙ 100 N teken je de kracht van 350 N als een pijl van 3,5 cm.


UITWERKING:

Slide 35 - Slide

Samenvatting
Een kracht kun je tekenen als een pijl.
Een kracht heeft een:
• aangrijpingspunt;
• richting;
• grootte.
Het symbool voor kracht is F.
De eenheid van kracht is newton.
1 newton kort je af als: 1 N.

Slide 36 - Slide

Maken (BB)
blz 203
vraag 1 t/m 8
Maken (KB)
Opgave 15 t/m 26
Daarna nakijken (online)

timer
20:00
Zelfstandig werken.
Heb je vragen? Check je boek eerst.
Na de timer bespreken we vragen.

Slide 37 - Slide