Noteer de pv van elke zin.
1. Ik blijf vandaag thuis, want ik voel me niet lekker.
2. Verzon jij ook weleens smoesjes als je te laat kwam?
3. Als er maar één werkwoord in een zin staat, dan is dit de persoonsvorm.
4. Anja miste haar oude klasgenootjes een beetje, maar de nieuwe waren ook aardig.
5. Voordat de krant gedrukt kan worden, moet je hem eerst goed controleren.
6. Ik heb die speer nog nooit zo ver geworpen als vandaag.
7. Heb jij ook zo genoten van het prachtige weer?
8. Nu ik er langer over nadenk, vind ik het een geweldig idee!
9. Loesje tennist al drie jaar, maar ze wordt niet beter.
10. Opvijzelen is het langzaam omhoog brengen van een object of constructie.