Maandag 13 oktober 2025 - Op verkenning in de natuur: U-Les 1

• Godsdienst
• Lager onderwijs

Leerdoelen

1) Ik kan natuurelementen sorteren bij ‘dood’ of ‘leven' en ik kan vertellen waarom.

2) Ik weet dat in de natuur leven en dood dicht bij elkaar liggen.

3) Ik probeer elke dag even naar de natuur te kijken, te ruiken of te luisteren.

NL

1) Je peux catégoriser les éléments naturels comme « morts » ou « vivants », et je peux expliquer pourquoi.

2) Je sais que dans la nature, la vie et la mort sont étroitement liées.

3) J'essaie d'observer, de sentir ou d'écouter la nature chaque jour.

FR

1) Я можу класифікувати природні елементи як «мертві» або «живі» та можу пояснити чому.

2) Я знаю, що в природі життя і смерть тісно пов'язані.

3) Я намагаюся дивитися на природу, відчувати її запах або слухати щодня.

UA

Foto's rubriceren

Beslis samen of jullie de foto bij het woord LEVEN of bij het woord DOOD leggen.

NL

Décidez ensemble si vous placerez la photo à côté du mot VIE ou à côté du mot MORT.

FR

Разом вирішіть, чи розмістити фотографію поруч зі словом ЖИТТЯ, чи поруч зі словом СМЕРТЬ.

UA

In welk seizoen hebben de bomen blaadjes?
En quelle saison les arbres ont-ils des feuilles?
У яку пору року на деревах з'являється листя?

Klasgesprek - 'Leven en dood in de natuur' (1)

Hoe komt het dat de bomen in de herfst hun bladeren verliezen?
Pourquoi les arbres perdent-ils leurs feuilles à l’automne?
Чому дерева восени втрачають листя?

Klasgesprek - 'Leven en dood in de natuur' (2)

Wat gebeurt er met de afgevallen blaadjes?
Qu'arrive-t-il aux feuilles tombées?
Що відбувається з опалим листям?

Klasgesprek - 'Leven en dood in de natuur' (3)

Wat doen de bomen in de winter?
Que font les arbres en hiver?
Що роблять дерева взимку?

Klasgesprek - 'Leven en dood in de natuur' (4)

Wat gebeurt er met de bomen in de lente?
Qu'arrive-t-il aux arbres au printemps?
Що відбувається з деревами навесні?

Klasgesprek - 'Leven en dood in de natuur' (5)

De blaadjes geven voedsel aan de aarde. Is dat met alles zo dat sterft?
Les feuilles nourrissent la terre. Est-ce vrai pour tout ce qui meurt?
Листя забезпечує землю поживою. Чи це стосується всього, що вмирає?

Klasgesprek - 'Leven en dood in de natuur' (6)

Geef een voorbeeld van iets dat doodgaat en tegelijk nieuw leven geeft.
Donnez un exemple de quelque chose qui meurt et revient à la vie.
Наведіть приклад чогось, що помирає і водночас дає нове життя.

Klasgesprek - 'Leven en dood in de natuur' (7)

'Praatjes' - Deel 1

'Praatjes' - Deel 2

'Praatjes' - Deel 3

'Praatjes' - Deel 4

Wat deed de bosmuis elke avond?
Que faisait le mulot des bois tous les soirs?
Що робила лісова миша щовечора?

'Praatjes' - Vraag 1

Waar ging de bosmuis tijdens zijn ommetje naartoe?
Où est allée le mulot des bois lors de sa promenade?
Куди пішла лісова миша на своїй прогулянці?

'Praatjes' - Vraag 2

Wat gebeurde er op een dag, toen de bosmuis bij de egel aankwam?
Que s'est-il passé un jour lorsque le mulot des bois est venue voir le hérisson?
Що сталося одного разу, коли лісова миша прийшла до їжака?

'Praatjes' - Vraag 3

Waar vertelde de uil tegen de bosmuis?
Qu'est-ce que le hibou a dit à le mulot des bois?
Що сова сказала лісовій миші?

'Praatjes' - Vraag 4

Wat deed de bosmuis toen?
Qu'a fait alors le mulot des bois?
Що ж тоді зробила лісова миша?

'Praatjes' - Vraag 5

Wat vroeg de egel aan de bosmuis?
Qu'est-ce que le hérisson a demandé à le mulot des bois?
Що їжак запитав у лісової миші?

'Praatjes' - Vraag 6

Waarom vroeg de egel dat?
Pourquoi le hérisson a-t-il demandé ça?
Чому їжачок це спитав?

'Praatjes' - Vraag 7

Wat deed de bosmuis vanaf toen?
Qu'a fait le mulot des bois à partir de ce moment-là?
Що ж зробила лісова миша відтоді?

'Praatjes' - Vraag 8

Wat zag de bosmuis op een lenteavond?
Qu'a vu le mulot des bois un soir de printemps?
Що побачила лісова миша весняного вечора?

'Praatjes' - Vraag 9

Hoe is het met mensen die gestorven zijn?
Op welke manier leven mensen verder?
Et les morts? Comment survivent-ils?
А як щодо людей, які померли? Як люди живуть далі?

'Praatjes' - Vraag 10