Ontwikkelingspsychologie 3 2023

Ontwikkelingspsychologie 3
1 / 26
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontwikkelingspsychologie 3

Slide 1 - Slide

Na deze cursus heb je kennis over:
  • een ontwikkelingsachterstand of een (erkende) ontwikkelingsstoornis. ​
  • verschillende soorten opvallend gedrag​
  • ontwikkelingsstoornissen​
  • leerstoornissen
  • factoren die te maken kunnen hebben met achtergronden en oorzaken​
  • de 4 verschillende clusterscholen ​
  • de wet voor passend onderwijs ​
  • klassenmanagement






Slide 2 - Slide

Soorten opvallend gedrag
  1. Druk gedrag ​
  2. Opstandig gedrag ​
  3. Grensoverschrijdend gedrag ​
  4. Teruggetrokken gedrag ​
  5. Onverschillig gedrag ​
  6. Oneerlijk gedrag ​
  7. Angstig gedrag ​
  8. Dromerig gedrag 







Slide 3 - Slide

Ontwikkelingsstoornissen
  1. ADD Concentratiestoornis​
  2. ADHD Concentratiestoornis gepaard met​ hyperactiviteit​
  3. ASS Autisme Spectrum Stoornis​
  4. ODD Oppositioneel opstandige gedragsstoornis​
  5. RHS Reactieve Hechtingsstoornis​
  6. CD Anti-sociale gedragsstoornis​
  7. DCD Stoornis in de motoriek






Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Opvallend gedrag
Gedrag dat opvalt: wijkt af van verwachte gedrag van kinderen en jongeren in een bepaalde leeftijdsfase. Wanneer komt het gedrag voor? Is het tijdelijk? Heeft het kind of hebben anderen er last van?​


Dus het is of: ​
-altijd aanwezig​
-het is storend voor kind zelf of ​ anderen​
-het past niet bij leeftijdsfase kind


Slide 7 - Slide

Welk gedrag hoort bij deze beschrijving: jongens vaker dan meiden.
A
Opstandig
B
Grensoverschrijdend
C
Onverschillig
D
Druk

Slide 8 - Quiz

Welk gedrag hoort bij deze beschrijving: Kinderen laten vaak ander gedrag zien om te verbloemen.
A
Dromerig
B
Angstig
C
Teruggetrokken
D
Oneerlijk

Slide 9 - Quiz

Welk gedrag hoort bij deze beschrijving: vaak spullen kwijt, opdrachten niet op tijd af.
A
Druk
B
Dromerig
C
Angstig
D
Teruggetrokken

Slide 10 - Quiz

Neurobiologische ontwikkelingsstoornis​

Een stoornis in de ontwikkeling waarvan de oorzaak in de hersenen ligt. 

Slide 11 - Slide

Bij deze stoornis heb je aandacht- en concentratieproblemen.
A
DCD
B
CD
C
ADD
D
ADHD

Slide 12 - Quiz

Waar heeft iemand met ASS vaak moeite mee?
A
Plannen, organiseren en overzicht
B
Communicatie
C
Omgaan met anderen
D
Flexibiliteit

Slide 13 - Quiz

DCD is een stoornis....
A
in het geheugen
B
in het plannen
C
in de motoriek
D
in de coördinatie van bewegingen

Slide 14 - Quiz

Elk kind dat onveilig gehecht is heeft een Reactieve Hechtingsstoornis
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

RHS
Geremd type

Ongeremd type

Slide 16 - Slide

Een leerstoornis gaat vaak samen met een laag IQ.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Waarom hebben mensen met dyslexie moeite met lezen en spellen?
A
Er is een probleem met het geheugen
B
De rechterhersenhelft is niet goed ontwikkeld
C
De hersengebieden werken niet goed samen
D
Er is geen aangeboren gebied om te lezen en spellen

Slide 18 - Quiz

Leerstoornissen
Dyslexie
Dyscalculie
Hyperlexie

Slide 19 - Slide

Vanaf en tot welke leeftijd zit een kind op de reguliere kinderopvang?
A
0 - 12 jaar
B
4 - 12 jaar
C
0 - 4 jaar

Slide 20 - Quiz

Rouwverwerking

0 tot 6 jaar: weten niet precies wat ‘dood’ is, wisselende reacties
6 tot 9 jaar: besef van de dood, geen toekomstbeeld
9 jaar en ouder: beseffen wat ‘dood’ is, maar vinden houding moeilijk

Slide 21 - Slide

Een regressieverschijnsel is een terugval naar een eerdere periode in de ontwikkeling.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 22 - Quiz

Het begrip 'preventief' wil zeggen dat je probeert problemen te signaleren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Welke afkorting past bij deze omschrijving: ernstig negatief gedrag dat vaker en sterker dan gemiddeld voorkomt, waarvoor er geen oorzaken in de omgeving te vinden zijn en dat al langere tijd aanwezig is?
A
ASS
B
ADHD
C
ODD
D
CD

Slide 24 - Quiz

Vanaf en tot welke leeftijd kunnen kinderen terecht op een medisch kinderdagverblijf?
A
0 - 12 jaar
B
4 - 12 jaar
C
0 - 7 jaar
D
4 - 7 jaar

Slide 25 - Quiz

Wanneer ga je naar een kinderdagcentrum?
A
Bij lichamelijke beperking
B
Bij cognitieve beperking
C
Bij ernstige of meervoudige beperking
D
Als je uitvalt op het regulier onderwijs

Slide 26 - Quiz