W26 Herhaling breuken

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

Breuken. Hoe zat dat ook alweer?

Welke breuk zie je hier?

1. 1/1
2. 4
3. 2/4
4. 1/4

Welke breuk zie je hier?

1. 1/5
2. 3/5
3. 3/6
4. 3/4

3 / 10 betekent

1. 10 van de 3
2. 3 +10
3. 3 van de 10
4. 3 x10

Welke twee breuken zie je hier?

1. 1/3 en 3/3
2. 1/3 en 2/3
3. 1/2 en 2/3
4. 1/5 en 1/3

Deze breuk kunnen we  omschrijven als......

1. 4 van de 9
2. 5 van de 9
3. 9 van de 5
4. 5 van de 10

Is dit juist of onjuist?

Welke breuk hoort hier bij?

Welke breuk hoort hier bij?

1. 5 / 8
2. 5/4
3. 4/4
4. 1 en 1/4

Breuken vereenvoudigen

Vereenvoudig 6/12

1. 2/4
2. 3/4
3. 1/2
4. 1/6

Vereenvoudig 6/8

1. 2/3
2. 1/4
3. 2/4
4. 3/4

Welke breuk zie je hier?

1. 3/4
2. 7/4
3. 4/4
4. 1/8

Vereenvoudig de breuk 45/50

1. 9/10
2. 5/9
3. 15/25
4. 3/25

Vereenvoudig de breuk 15/25

Vereenvoudig de breuk 125/1000

Orden van klein naar groot.

<

<

<

14/25

7/10

11/20

31/50

Orden van groot naar klein.

>

>

>

3/5

7/10

11/20

1/2