ICE toetsen 11-6

Welkom in de les
maandag en woensdag 


11-6-2025
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 53 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom in de les
maandag en woensdag 


11-6-2025

Slide 1 - Slide

tips om beter te spreken extra papier: Hoe gaat het?
Huiswerk op apart papier gemaakt? inleveren + teruggeven 

herhalen vorige les + spreken, + luisteren + 
 spreken

Let op:Bij inschrijfformulier voor schrijftoets: Voorletters = de 1e letter van jouw voornaam.!!!!




Slide 2 - Slide

Normale zin en inversie

Slide 3 - Slide

oefentoets spreken 
boodschappen doen en situaties (daarna in 2-tallen) + reizen
beoordelingscriteria uitleggen 

Let op: normale zin = wie/wat -werkwoord-de rest

de jongen gaat naar school

Inversie
Tijd-werkwoord-wie/wat-de rest
Vandaag  rijd ik met de auto naar Amsterdam.


Slide 4 - Slide

beoordelingscriteria: Maak 1 zin: Minimaal wie/wat + werkwoord
Bijvoorbeeld:
Ik zaterdag tomaten = fout
Ik zaterdag tomaten kopen = goed
Zaterdag ik tomaten kopen = goed
Beste = .....

Als hier fouten zijn is het niet erg:-onderwerp / werkwoord congruentie
- zinsvolgorde
-niet/geen
-voorzetsels

Slide 5 - Slide

Tip voor 1 punt  : gebruik voegwoorden zoals 'en' ,
bijvoorbeeld: ik heb 1 broer en 1 zus

Welk fruit vind je lekker?   ik vind appels, peren en bananen lekker

Welke dag werk jij? Ik werk maandag, dinsdag en vrijdag

Slide 6 - Slide

Wat heb in het weekend gedaan? =klassikaal
Vond je dat leuk?/Hoe vond je dat?
Waar was dat?
Met wie heb je dat gedaan?/ Heb je dat alleen gedaan of met anderen?

vragen vrije tijd/hobby's

Slide 7 - Slide

in 2 tallen werk/bakker doen
ik kijk hw na

Slide 8 - Slide

herhalen +extra
spreekoefening alle vragen opnemen en terug luisteren.  
eerst klassikaal, daarna 1 persoon alles (introductie) 2x

alles oefenen!! eerst werk + bakker, daarna school extra

Situaties: Wat zeg je al s ik eet? Je bent in een restaurant. Je wilt iets drinken?  Wat vraag je?
wie wilt 1 tekst oefenen?? en opnemen?

2 situaties oefenen.

Slide 9 - Slide

reacties?
Ik ben verkouden.
Mag ik iets  vragen? 
Ik ben vandaag vrij.
Kan jij mij helpen?

Mijn moeder is jarig.
Mijn vader is overleden. 

Slide 10 - Slide

reacties?
Ik ben verkouden. > Dat is vervelend/sterkte.Beterschap
Mag ik iets  vragen?  >Ja, natuurlijk
Ik ben vandaag vrij. > O leuk!  Fijne dag.
Kan jij mij helpen? ja, natuurlijk

Mijn moeder is jarig. > Gefeliciteerd
Mijn vader is overleden. Gecondoleerd.

Slide 11 - Slide

herhalen
alfabet doen met a, e, i, o, u,

a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o, p, q, r , s, t, u , v, w, x, y, z

spel je voornaam

Slide 12 - Slide

Wat vind jij lekker? Wat vind jij niet lekker?
samen spreken: eerst 1 cursist voor de klas/met de bal
Ik eet graag ....
Ik houd van ...
Ik vind .... lekker.

Ik vind .... niet lekker. 
Ik houd niet van ....

Slide 13 - Slide

Wat eet ik? Vraag aan elkaar wat je eet?
ochtend = ontbijt: Wat eet je als ontbijt? Ik eet  ... als ontbijt./'s ochtends eet ik ...
middag = lunch: Wat eet je als lunch? Ik eet ... als lunch. / 's middags eet ik ...
avond = avondeten: Wat eet je als avondeten? Ik eet ... als avondeten./ 's avonds eet ik...
snacks: Wat voor snacks eet jij?
drinken: Wat drink jij? 

Slide 14 - Slide

tekst ga je naar de bakker, eerst zonder tekst vragen, daarna doc   uitdelen
deel 1 bespreken

klassikaal, daarna 1 persoon


tekst van het werk vragen
klassikaal, daarna 1 persoon

Slide 15 - Slide

tekst voor buurtkrant: huisdier samen doen (optioneel)
daarna opdracht app voor wie klaar is

Slide 16 - Slide

vragen beantwoorden met nee
werkwoord/bijvoeglijk naamwoord = niet, object = geen
Heb jij broers/zussen? Heb jij een tas? Heb je wijn? Heb je cursus Nederlands? Drink jij cola?


Wat drink je niet graag?

Wat eet je niet graag?

Wat vind je niet leuk op tv?

Slide 17 - Slide

vragen beantwoorden met nee
werkwoord/bijvoeglijk naamwoord = niet, object = geen
Heb jij broers/zussen? Heb jij een tas? Heb je wijn? Heb je cursus Nederlands? Drink jij cola?
Ik heb geen broers/zussen. Ik heb geen tas. Ik heb geen wijn. Ik heb geen cursus. Ik drink geen cola

Wat drink je niet graag? Ik drink koffie niet graag. 

Wat eet je niet graag? Ik eet rijst niet graag .

Wat vind je niet leuk op tv? Ik vind actiefilms niet leuk.

Slide 18 - Slide

Leer de woorden voor de toetsen
1. Ik woon in Den Haag. Ik ga verhuizen naar Amsterdam. Ik ga ... (verhuizen = van een oud huis naar een nieuw huis gaan)
2. Ik doe een proefles zingen. Dat vind ik ... (proefles = een les om te proberen)
3. Jan was de handdoeken. Ze zijn ...
4. Morgen gaan we naar de dierentuin. Daar zijn veel ...(dierentuin=een plaats met veel dieren, bijvoorbeeld; apen, olifanten, beren etc)
5. Deze opdracht vind ik ...(opdracht = oefening)
6. Het museum is heel groot. Wij krijgen een rondleiding van ...(rondleiding = een tour met uitleg)
7. De vragen mag je zelf verzinnen. Dat is .... (verzinnen =is niet echt)
8. Als ik ga verhuizen moet ik veel verven. Deze klus is .....(klus =werk  in huis/school, bv verven, schilderen, lamp ophangen)
9. Er is brand.  Het is gevaarlijk.

Slide 19 - Slide

oefentoets luisteren:  voor woensdag 11 juni
https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-luisteren

alle teksten van mijn huis tm sportschool
oefening 1tm 3

afmaken de laatste 3 oefeningen van de luistertoetsen : teams

laatste oefentoets : https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-luisteren






Slide 20 - Slide

Na de pauze
tekst van school vragen en situaties, klassikaal, daarna 1 persoon

taalcompleet luistertoets

daarna wordwallet eindigen

Slide 21 - Slide

vraagzinnen: einde van de les + situaties (negeren)
Wat heb jij in het weekend gedaan? Vond je dat leuk? Met wie heb je dat gedaan?
Wat doe je in je vrije tijd? = Wat zijn je hobby's
Wat ga je vandaag doen? Wanneer doe je dat?
Wat doe je als je alleen bent? 
Kijk je wel eens Tv? Wat kijk je dan?
Hoe laat ga je naar bed?
Heb je huisdieren? Welk dier vind je leuk?

wie wilt het helemaal oefenen?

Slide 22 - Slide

Situaties negeren
Je zoekt de Regenstraat 78. Je ziet een vrouw. Wat vraag je aan de vrouw?
Je bent op de markt. Je wilt bananen kopen. De verkoper zegt 'kan ik u helpen' . Wat zeg je dan ?
Je bent in de supermarkt. Je zoekt de melk. Wat vraag je?


wie wilt alles oefenen?

Slide 23 - Slide

aan het einde van de les spreken + situatie
zie uitgedeelde doc (eerst klassikaal, daarna 1 persoon)
Welke feestdag ken je? Wat doe je op die feestdag?
Vind je dat een leuke feestdag? Met wie doe je dat?

Heb je werk?
Wat voor werk doe je?/Wat doe je elke dag?
Hoe laat begin je met werken?
Hoeveel dagen werk je?
Hoe ga je naar je werk?
Wat voor werk wil je doen in Nederland?
Ken je mensen die werken?




Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

oefentoets luisteren: print doc =4-6
tijd over? maak schrijfopdracht huisdier

Slide 27 - Slide

Situaties
Je wilt afspreken met je vriendin om naar de bioscoop te gaan. Wat zeg je? 
Je wilt je inschrijven bij de gemeente. De baliemedewerker vraagt: Wat is je achternaam? Hoe spel je dat?
Mijn oma is overleden.
Wanneer ga je op vakantie?

Slide 28 - Slide

tegenstellingen
rot -
smal-
leeg -
zuur -
nieuw - 
licht  -
ongezond -

Slide 29 - Slide

herhalen grammatica 127
oef 35 samen maken


Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

oef 8 zelf maken  van herhalen zelf maken bladzijde 5
eerst de zinnen vertalen

Slide 32 - Slide

briefje laten zien
verdieping/etage/lift

seizoenen: de winter, de herfst, de lente, de zomer 

Op de markt:
Klant:  Heeft u nog appels?
Verkoper: ....... de appels zijn op. 

linksaf   verschil linkerhand/linkerkant???

Slide 33 - Slide

zinnen afmaken
1. Volgende week ga ik  ....
2. Bij de supermarkt koop ik ....
3. In de herfst ga ik ....
4. Kan ik u helpen? Ik zoek ....
5. Wie is er aan de  ...?
6. Op de vierde etage .....
7. Aan de rechterkant ziet u ....
8. Ik werk in Amsterdam. Waar ....?
9. Goedemiddag meneer, mag ik ....?

Slide 34 - Slide

oef 37, blz 130

Slide 35 - Slide

Bekijk de zinnen. Je krijgt 3 minuten.
Daarna sluiten we het bord en begint het dictee.
1.Mag ik u iets vragen?
2. Is de kledingzaak in de buurt?
3. U gaat met de roltrap naar boven.
4. Aan het einde van de gang gaat u linksaf.
5. Kan ik daar parkeren?
6. Wie is er aan de beurt?
7. De kaas is in de aanbieding.
8 Kan ik contant betalen?
9. De docent draagt een rode trui.


Slide 36 - Slide

websites toets oefenen (voor mijzelf)


https://www.adappel.nl/oefenexamens

https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-luisteren

https://www.youtube.com/watch?v=aJxF7HPizlw

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

taalhulp 117 nog een keer luisteren met tekst buiten
luisteren en nazeggen

Slide 40 - Slide

De weg vragen buiten
a: Mag ik u iets ....?
b: Natuurlijk. 
a: Ik zoek het winkelcentrum
b: U gaat hier ..... Dan bij de ..... straat linksaf. Bij het ..... rechtdoor. 
a: Fijn, dank u wel
b: Graag ....

Slide 41 - Slide

taalhulp 117 nog een keer luisteren met tekst binnen
luisteren en nazeggen

Slide 42 - Slide

De weg vragen binnen
a: Waar vind ik de supermarkt?
b: De supermarkt is op de .... grond. U gaat hier in de gang rechtdoor.  
b: Aan het .... van de gang links.  De supermarkt is na 30 m aan de rechterhand. 
a: Fijn, dank u wel
b: Graag ....

Slide 43 - Slide

Let op:
De supermarkt is aan je linkerkant. (met 'aan')
U gaat hier linksaf.  (met 'gaan')

U gaat rechtdoor tot het einde van de straat.
Bij de stoplichten gaat u rechtdoor. 
Waar kan ik parkeren?

Slide 44 - Slide

wie ben ik?
schrijf namen van de cursisten op een papier
1 persoon omschrijft de persoon op het papier
bv hij/zij heeft zwart haar,
 hij/zij draagt een witte trui,
 hij/zij draagt een blauwe spijkerbroek,
hij/zij heeft blond haar
hij/zij heeft een bril

Slide 45 - Slide

oefening 22 (optioneel)
herhalen bijvoeglijknaamwoord met of zonder e
Ik heb hier (lekkere druiven)
Ze zijn ( geel en hard)
Het kost ...  per  ... kilo/stuk/..gram

Bijvoeglijk naamwoorden: bijvoorbeeld zuur, zacht, hard, rood, wit, etc

Slide 46 - Slide

oef 24: optioneel

De ... zijn in de aanbieding.
De .... (bv appels) kosten 3 euro per kilo.

Slide 47 - Slide

taalhulp blz 122 en 123 luisteren

verkoper: Kan ik u ....?
klant: Ik zoek een ...
verkoper: Welke maat heeft u?
klant: maat ...
verkoper: Welke kleur vind u mooi?
klant: ....
Klant: Kan ik passen?
Verkoper: De paskamer zijn achter in de winkel.
klant: Deze is mooi. Ik neem hem. Kan ik contant ....?
Verkoper: ja hoor, dat is dan  .... euro. 


Slide 48 - Slide

oef 37  in de klas zelf doen en oef 10 van herhalen

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

https://www.tekenteam.nl/lesmateriaal/basisonderwijs

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

https://www.tekenteam.nl/lesmateriaal/basisonderwijs/groep-7-8

Slide 53 - Slide