[2A/2B] 3.1 Stofeigenschappen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert 
- aan welke eigenschappen je stoffen kunt herkennen. 
- het verschil tussen eigenschappen van een stof en van een voorwerp noemen.
- dichtheid berekenen als massa en volume zijn gegeven;
- massa of volume berekenen als de dichtheid is gegeven.

Slide 2 - Slide

Actief
Een sorteer opdracht. We gaan kijken naar jullie eigenschappen. 

Slide 3 - Slide

hoeveel kilogram kan je optillen

Slide 4 - Slide

hoe oud ben je

Slide 5 - Slide

hoe lang ben je

Slide 6 - Slide

wat is je schoenmaat

Slide 7 - Slide

Stofeigenschappen
Dit zijn de eigenschappen waaraan je een stof herkend. 

Een eigenschap of kenmerk is een verschijnsel dat typisch is voor een bepaalde persoon, voorwerp of zaak. 

Slide 8 - Slide

Welke stofeigenschappen zijn er?
Voorbeelden van stofeigenschappen:
  • kleur
  • geur
  • smaak 
  • fase bij kamertemperatuur 
       (vast, vloeibaar of gasvormig)
  • brandbaarheid
  • smeltpunt en kookpunt
  • geleiding
  • dichtheid
  • wel of niet magnetisch

Slide 9 - Slide

Aluminium
Suiker
Lost op in water
Geleid elektriciteit
Zilverkleurig
Wit

Slide 10 - Drag question

Zelfstandig verder
Kijk het volgende filmpje, en ga dan verder met de uitleg. Je komt nog een aantal filmpjes tegen. 

Ben je klaar met de LU, maak dan de opdrachten van 3.1 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Stoffen
Elk voorwerp is gemaakt van 1 of meer stoffen.
Ook gassen en vloeistoffen horen bij de stoffen.
Een stof kun je herkennen aan zijn eigenschappen: 
de stofeigenschappen.
 Een voorwerp kun je herkennen aan de voorwerpeigenschappen.

Slide 13 - Slide

maken opdrachten
1,2,4,8
10 min de tijd
zelfstandig

Slide 14 - Slide

Dichtheid

Slide 15 - Slide

Wat is dichtheid?

De dichtheid, of soortelijke massa van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa  (in gram) van 1 cm3 van een stof.

Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3  van 
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.

Slide 16 - Slide

Als je lichte en zware materialen met elkaar gaat vergelijken gelden de volgende regels:
Bij een gelijk volume weegt een licht materiaal minder dan een zwaar materiaal.

Bij gelijke massa heeft een licht materiaal meer volume dan een zwaar materiaal.

Denk bij beide bovenstaande maar aan lood en veren!

Slide 17 - Slide

Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.

Weet je nog hoe je die moet omrekenen?

Slide 18 - Slide

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1:  meten

Voor deze manier heb je een meetlat  nodig. Meten kan  alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.

De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.

Slide 19 - Slide

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode

Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van 
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.

Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden. 
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is   
precies gelijk aan het volume van het voorwerp

Slide 20 - Slide

Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Slide 21 - Slide

Even een filmpje over grote en kleine dichtheid, 
klik maar door.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Dichtheid berekenen
Je weet nu dat je de massa van een voorwerp en het volume ervan moet weten om de dichtheid te kunnen uitrekenen.
de formule die we hier voor gebruiken is:
  
Dichtheid =    massa                of in symbolen         𝜌 =      m   
                  volume                                                      V















Dichtheid
=   



massa



of in symbolen



𝜌 =



m



volume



V














Dichtheid
=   



massa



of in symbolen



𝜌 =



m



volume



V













Dichtheid       =

massa



of in symbolen



𝜌 =



m



v

olume



V











𝜌 =



m



V


                  

Slide 24 - Slide

0

Slide 25 - Video

huiswerk
Maak 
1, 2, 4, 8, 13, 14, 15
extra oefenen: 3, 7, 9, 12
extra uitdaging: 10, 16, 17

Slide 26 - Slide