Klas 3, grammatica 1.7

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Nederlands, grammatica

Op tafel: boek, schrift + pen

Vandaag

Je leert ...

de zinsdelen uit leerjaar 1 en 2.

het naamwoordelijk gezegde herkennen en benoemen.

de vaste volgorde bij het ontleden in zinsdelen. 

waar moet je aan denken
bij 'grammatica'?

Grammatica

Mijn moeder belt mijn zus.

Mijn zus belt mijn moeder.

Belt mijn moeder mijn zus?

Mijn moeder mijn zus belt?

Welke zinsdelen zijn er?

Zinsdelen

pv: persoonsvorm

wwg: werkwoordelijk gezegde

ow: onderwerp

lv: lijdend voorwerp

mv: meewerkend voorwerp

bwb: bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen

pv: tijdsproef

wwg: alle werkwoorden in de zin

ow: wie/wat + wwg

lv: wie/wat + wwg + ow

mv: aan wie/wat + wwg + ow + lv

bwb: prullenbak

LET OP: niet alles in elke zin

Hoe ontleed je een zin?

1. zoek de pv: tijdsproef

2. verdeel de zin in zinsdelen

3. noteer de functie van de zinsdelen

Wat is de persoonsvorm in:

Waarom maken we in Europa eigenlijk grappen op 1 april?

Wat is het onderwerp in:

Waarom maken we in Europa eigenlijk grappen op 1 april?

Wat is het lijdend voorwerp in:

Waarom maken we in Europa eigenlijk grappen op 1 april?

Wat is het verschil?

Hij geeft les op een middelbare school.

Hij is docent.

Gezegde

Werkwoordelijk gezegd: onderwerp doet iets

Hij werkt aan de opdracht.

Naamwoordelijk gezegde: onderwerp is iets

Hij is goed in Wiskunde.

Vaak met worden, zijn of blijven.

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Ben je moe na een lange schooldag?

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Heb je die nieuwe serie al gezien?

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Ik hoop dat je een fijn weekend gaat hebben.

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Aan de slag

1.7 grammatica zinsdelen

Maken: 4 t/m 12 en 14 t/m 18

werk zelfstandig en in stilte

vraag? steek je hand op

we werken tot het eind van de les

Terugblik

Je leert ...

de zinsdelen uit leerjaar 1 en 2.

het naamwoordelijk gezegde herkennen en benoemen.

de vaste volgorde bij het ontleden in zinsdelen.