1️⃣ Gebruik eenvoudige taal
Geen moeilijke woorden.
Korte zinnen.
Voorbeeld: Een dokter is iemand die mensen helpt als ze ziek zijn.
2️⃣ Zeg wat het is of wat het doet
Is het een persoon? Een ding? Een plaats?
Wat is de hoofdtaak of functie?
Voorbeeld: Een paraplu is een ding dat je gebruikt als het regent.