Grammar UNITS 1 & 2 - All Right! MAX 3vmbo basis

1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Als iets regelmatig, vaak, soms, altijd, nooit, enz. gebeurt, of als het een gewoonte is dan gebruik je de ...

Slide 2 - Open question

Als iets nu, op dit moment gebeurt (als wij zouden zeggen "ik ben aan het, wij zitten te, enz." dan gebruik je de ...

Slide 3 - Open question

He's checking his Magister.
Deze zin staat in de
A
Present Simple
B
Present Continous

Slide 4 - Quiz

The children are playing hockey outside.
Deze zin staat in de
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 5 - Quiz

He always writes the best rap songs.
Deze zin staat in de
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 6 - Quiz

Lees de volgende dia.
Lees alleen het deel over de Present Simple (links) aandachtig.
Lees op de volgende dia
alleen het linkerdeel over de
Present Simple.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe maak je van de volgende woorden de Present Simple?
(+) she - to eat
A
She eat.
B
She is eating.
C
She eats.
D
She doesn't eat.

Slide 9 - Quiz

Hoe maak je van de volgende woorden de Present Simple?
(-) we - to play
A
We play.
B
We are playing.
C
We doesn't play.
D
We don't play.

Slide 10 - Quiz

Hoe maak je van de volgende woorden de Present Simple?
(?) the cat - dance
A
Dances the cat?
B
Do the cat dance?
C
Does the cat dance?
D
Is the cat dancing?

Slide 11 - Quiz

Welke zin is juist?
A
I never walk to school.
B
I never walks to school.
C
I never walking to school.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is juist?

A
They sometimes cooking in the garden.
B
They sometimes cooks in the garden.
C
They sometimes cook in the garden.

Slide 13 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Do your dad drives a Ferrari?
B
Does your dad drives a Ferrari?
C
Drives your dad a Ferrari?
D
Does your dad drive a Ferrari?

Slide 14 - Quiz

Lees de volgende dia.
Lees alleen het deel over de Present Simple (links) aandachtig.
Lees op de volgende dia
alleen het rechterdeel over de
Present Continuous.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Hoe maak je van de volgende woorden de Present Continuous?
(+) my best friend - sing
A
My best friend sings.
B
My best friend are singing.
C
My best friend is singing.
D
My best friend am singing.

Slide 17 - Quiz

Hoe maak je van de volgende woorden de Present Continuous?
(-) his uncle - paint
A
His uncle doesn't painting.
B
His uncle isn't painting.
C
His uncle paints not.
D
His uncle don't painting.

Slide 18 - Quiz

Hoe maak je van de volgende woorden de Present Continuous?
(?) you - speak
A
Speak you?
B
You speaking?
C
Is you speaking?
D
Are you speaking?

Slide 19 - Quiz

Welke zin is juist?
A
My mom and dad are working.
B
My mom and dad does working.
C
My mom and dad is working.
D
My mom and dad works.

Slide 20 - Quiz


Schrijf nu zelf de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes. 

Let op: je moet goed kijken of het
Present Simple of Present Continuous is.

Slide 21 - Slide

(+) I - to eat
... at the moment, I'll call you later.

Slide 22 - Open question

(?) you - work
... every Saturday?

Slide 23 - Open question

(-) my grandfather - drive
... his car every week, only sometimes.

Slide 24 - Open question

(?) they - have
... a lot of tests on Wednesday?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Link

(cool)
He is the ... actor of the United States.

Slide 27 - Open question

(important)
I believe English is ... than maths!

Slide 28 - Open question

(good)
Catherine is a ... singer than Amy.

Slide 29 - Open question

(fast)
A car is fast, a plane is faster, but a rocket is ...

Slide 30 - Open question

Lees de volgende dia.
Lees alleen het deel over de Present Simple (links) aandachtig.
Lees op de volgende dia's
nog eens de uitleg over het gebruik en de vorm van de
Past Simple
en de
Present Perfect.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

I have broken my leg.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 34 - Quiz

They worked here 6 months ago.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 35 - Quiz

signaalwoordjes voor de Present Simple kunnen zijn
A
yesterday, in 2012, last week, 3 minutes ago
B
for, since, ever, already

Slide 36 - Quiz

Wat zijn de signaalwoordjes van de Present Perfect?
Gebruik `fyne jas' voor je antwoord.

Slide 37 - Open question

Schrijf de Past Simple.
(+) he - to love
He ... his dog a lot.

Slide 38 - Open question

Schrijf de Past Simple.
(-) we - to watch
... the film, our TV was broken.

Slide 39 - Open question

Schrijf de Past Simple.
(?) they - to bring
... their phones?

Slide 40 - Open question

Schrijf de Past Simple.
(+) Patricia - to go
... home at 7 o'clock.

Slide 41 - Open question

Schrijf de Past Simple.
(+) Harry - to know
... my name.

Slide 42 - Open question

Schrijf de Past Simple.
(-) Harry - to know
... your name.

Slide 43 - Open question