3Ha - spelling les 3

Welkom 3Ha
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 3Ha

Slide 1 - Slide

Toets
Maandag 15 november

Gaat over:
Woordenschat H1, H2 en H4
Spelling H1 t/m H3

Slide 2 - Slide

Spelling H1
Trema's, apostrofs en accenten

Slide 3 - Slide

Trema
Gebruik je om te voorkomen dat 2 klinkers in 1 woord samen worden uitgesproken
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 4 - Slide

Apostrof =  '
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 5 - Slide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême (in het Frans stond hier vroeger een 's' achter)

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 6 - Slide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 7 - Slide

Huiswerk
Opdracht 6 t/m 10 Spelling H1

Controle met het rad

Slide 8 - Slide

Vragen over hoofdstuk 1?

Slide 9 - Slide

Spelling H2
Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 10 - Slide

Wat valt je op?
  1. Mick stond gisteren met zijn stripboeken op de boekenmarkt en heeft ze alle gekocht.
  2. In de wachtkamer zaten zes patiënten die allen zenuwachtig waren.
  3. Mevrouw Jansen stuurde kerstkaarten naar al haar neven en nichten; ze heeft er dus vele gekocht.
  4. Velen waren vorige week op de familiebijeenkomst.

Slide 11 - Slide

Wanneer schrijf je met -n
Telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige schrijf je met -n:
-Als het zelfstandig gebruikt wordt (dus staat alleen in de zin)
-Als het personen aanduidt

VB:
Allen waren uitgenodigd, maar sommigen zijn vanwege het slechte weer thuisgebleven.

Slide 12 - Slide

Wanneer schrijf je zonder -n
Telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige schrijf je zonder -n:
-Als de telwoorden geen personen aanwijzen
-Ze niet zelfstandig, maar bijvoeglijk gebruikt worden

VB1. Enkele van de voorgestelde oplossingen bleek niet uitvoerbaar. (geen personen)
VB2. Vroeger hadden alle huisvrouwen een koffiemolen. (niet zelfstandig, maar bijvoeglijk gebruikt)

Slide 13 - Slide

Telwoorden
Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden, miljoenen hebben altijd een -n



Slide 14 - Slide

Verwijst het naar mensen?
Wordt het bn of tw zelfstandig gebruikt?
Ja
Ja
met -n
Ja 
Nee
met -e
Nee
Ja
met -e
Nee
Nee
met -e 
Let op: getallen zijn een uitzondering = altijd met -n

Slide 15 - Slide

Even oefenen


De meeste / meesten leerlingen maken hun huiswerk.

Slide 16 - Slide

Even oefenen

De eerste / eersten schepten al op van het buffet, terwijl de laatste / laatsten mensen nog binnen moesten komen.

Slide 17 - Slide

Even oefenen

De eerste / eersten schepten al op van het buffet, zodat er voor de laatste / laatsten mensen weinig overbleef.

Slide 18 - Slide

Even oefenen

De ouders van Sandra hebben een goede baan, hoewel ze geen van beide / beiden hebben gestudeerd. 

Slide 19 - Slide

Even oefenen


Sommige / sommigen
van jullie vinden de meeste / meesten docenten wél aardig.

Slide 20 - Slide

Even oefenen

Uit alle / allen reacties bleek dat maar weinige / weinigen zich echt interesseren voor het milieu. 

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk 2 -> spelling (met of zonder -n -> Opdracht 1,2,3 (blz 66 - 67)
Als het niet lukt online dan maak je het in je schrift en neem je die de volgende les mee.

Slide 22 - Slide