Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
Doelen: 
Je weet het verschil tussen een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord
(Zie Taalblokken 1F).
Je kunt zinnen maken met znw en bnw.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ANT2+MBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
Doelen: 
Je weet het verschil tussen een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord
(Zie Taalblokken 1F).
Je kunt zinnen maken met znw en bnw.

Slide 1 - Slide

Znw
Je kunt er een lidwoord voor zetten.
Je kunt het meestal in het meervoud zetten.
Je kunt er een verkleinwoord van maken.

Slide 2 - Slide

Namen 
Namen zijn znw:
- personen
- aardrijkskundige namen
- organisaties
-producten


Slide 3 - Slide

Als je een leuke bijbaan zoekt, dan kun je verkoopmedewerker worden bij de Jumbo.
A
vier zelfstandige naamwoorden
B
5 zelfstandige naamwoorden
C
2 zelfstandige naamwoorden
D
3 zelfstandige naamwoorden

Slide 4 - Quiz

Zilvervliesrijst bevat meer vezels dan witte rijst.
A
Zilvervliesrijst is geen znw, rijst is wel een znw.
B
Zilvervliesrijst en rijst zijn znw.
C
Vezels is geen znw.
D
Witte en rijst zijn znw.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Wie schrijft de meeste bijvoeglijke naamwoorden in een minuut?

Slide 7 - Open question

De docent is afwezig. Afwezig is een
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 8 - Quiz

Waar?
Een bijvoeglijke naamwoord kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan.
Het kronkelige pad.
Het pad is kronkelig.

Slide 9 - Slide

De supporters houden de Italiaanse vlag vast. Italiaanse is
A
een zelfstandig naamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
geen van beiden

Slide 10 - Quiz

Let op!
Italië is znw (naam van een land) 
Italiaans ijs (zegt iets znw, dus bnw).
Ik spreek Italiaans (znw, naam van de taal)
Ik leer de Italiaanse taal (bnw)

Slide 11 - Slide

Treinreizigers tussen Den Haag en Eindhoven krijgen korting in een ..........trein.
A
rustig
B
rustige

Slide 12 - Quiz

Het ..................................verhaal
A
spanning
B
spannend
C
spannent
D
spannende

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Mind map

Slide 16 - Video

De glazen fles. Glazen is een
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

De muzikale student. Muzikale
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

Maak een foto van een voorwerp. Schrijf het lidwoord, znw en (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord op.

Slide 19 - Open question

Maak nu een zin over het weer in Nederland, gebruik minimaal twee bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 20 - Open question

Maak nu een zin over jouw schoenen, gebruik een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 21 - Open question

Hoeveel heb jij in deze les geleerd?
0100

Slide 22 - Poll