V4 Grieks, bespreking fabel 6, nachtegaal en havik

leg uit hoe het gebruik van de tijd van de persoonsvorm ondersteunt dat de nachtegaal een gewoonte heeft
1 / 10
next
Slide 1: Open question
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

leg uit hoe het gebruik van de tijd van de persoonsvorm ondersteunt dat de nachtegaal een gewoonte heeft

Slide 1 - Open question

r. 5 ἠ Naar wie of wat verwijst dit
A
naar de havik
B
naar de nachtegaal
C
naar het feit dat de havik zin had in eten
D
naar de eik

Slide 2 - Quiz

r. 4 ἀναιρεσθαι welke vorm is dit en hoe vertaal je het?

Slide 3 - Open question

r. 7 μειζωνα welke vorm is dit Benoem en vertaal.

Slide 4 - Open question

r. 8 ὑποτυχων. Welke tijd is dit participium? hoe kun je dit zien?

Slide 5 - Open question

r. 8 εἰην Welke vorm is dit? Benoem en vertaal

Slide 6 - Open question

r. 9 τα φαινομενα welk Nederlands woord zou je moeten aanvullen?

Slide 7 - Open question

Wat zijn de overeenkomsten in de fabel met de wolf en de hond? en wat de verschillen?

Slide 8 - Open question

de moraal spreekt over ἀλογιστοι . Aan welke eigenschap is dit te wijten?

Slide 9 - Open question

wat zou ook een goede moraal zijn gezien vanuit het perspectief van de nachtegaal?

Slide 10 - Open question