Samenvatting

Samenvatting procenten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

Samenvatting procenten

Slide 1 - Slide

Verhoudingstabel 
aantal/prijs
procenten

Slide 2 - Slide

aantal/prijs
procenten
Eerste kolom: wat is de 
begin informatie 

Slide 3 - Slide

aantal/prijs
procenten
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 

Slide 4 - Slide

aantal/prijs
procenten
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 

Slide 5 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 

Slide 6 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 

Slide 7 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
Overige informatie in de tabel bij de laatste kolom 

Slide 8 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 

Slide 9 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 

Slide 10 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
De rij met de meeste informatie zet je terug naar 1 of naar 10 

Slide 11 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
10
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
De rij met de meeste informatie zet je terug naar 1 of naar 10 

Slide 12 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
10
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
Invullen maar! 
:10

Slide 13 - Slide

aantal/prijs
1500
procenten
100
10
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
:10
:10

Slide 14 - Slide

aantal/prijs
1500
150
procenten
100
10
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
:10
:10

Slide 15 - Slide

aantal/prijs
1500
150
procenten
100
10
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
:10
:10
x4,5
x4,5

Slide 16 - Slide

aantal/prijs
1500
150
675
procenten
100
10
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
:10
:10
x4,5
x4,5

Slide 17 - Slide

aantal/prijs
1500
150
675
procenten
100
10
45
VOORBEELD:
Huygens heeft 1500 leerlingen. 45% is meisje 
:10
:10
x4,5
x4,5
DUS: er zijn 675 meisjes op het Huygens 

Slide 18 - Slide

Zo werkt het ook met BTW 
Noteer eerst de begin situatie in de eerste kolom
En dan de gevraagde situatie in de laatste kolom

Slide 19 - Slide

aantal/prijs
procenten
VOORBEELD:
Een tv kost  780 euro exclusief BTW. Prijs incl BTW wordt dan? 

Slide 20 - Slide

aantal/prijs
780
7,8
943,8
procenten
100
1
121
VOORBEELD:
Een tv kost  780 euro exclusief BTW. Prijs incl BTW wordt dan? 

Slide 21 - Slide

aantal/prijs
780
7,8
943,8
procenten
100
1
121
VOORBEELD:
Een tv kost  780 euro exclusief BTW. Prijs incl BTW wordt dan? 
Dus de tv kost 943,80 euro inclusief BTW 

Slide 22 - Slide

aantal/prijs
procenten
VOORBEELD:
Een auto kost 20.000 euro incl BTW. wat is de prijs excl BTW? 

Slide 23 - Slide

aantal/prijs
20.000
165,289...
16528,9
procenten
121
1
100 
VOORBEELD:
Een auto kost 20.000 euro incl BTW. wat is de prijs excl BTW? 

Slide 24 - Slide

aantal/prijs
20.000
165,289...
16528,9
procenten
121
1
100 
VOORBEELD:
Een auto kost 20.000 euro incl BTW. wat is de prijs excl BTW? 
Dus betaal ik 16528,90 euro exclusief BTW voor deze auto

Slide 25 - Slide

aantal/prijs
20.000
165,289...
3471,1
procenten
121
1
21
VOORBEELD:
Een auto kost 20.000 euro incl BTW. OF JUIST: hoeveel BTW betaal je? 

Slide 26 - Slide

aantal/prijs
20.000
165,289...
3471,1
procenten
121
1
21
VOORBEELD:
Een auto kost 20.000 euro incl BTW. OF JUIST: hoeveel BTW betaal je? 
Dus ik moet 3471.10 euro BTW betalen voor deze auto 

Slide 27 - Slide

Rekenen met factoren 

Slide 28 - Slide

Een factor is een percentage omgezet in een decimaal getal. 

Stel: 20% korting. 
  1. Hoeveel korting is dat? Factor = 20:100=0,2
  2. Hoeveel moet ik betalen? 100-20=80%. Factor = 80:100=0,8

Slide 29 - Slide

Als ik de factor weet, vermenigvuldig ik die met het oorspronkelijke bedrag en dan weet ik het bedrag wat ik wil hebben 

Stel: 20% korting op 200 euro
Hoeveel korting is dat? Factor = 0,2. Bedrag = 0,2 x 200 = €40 
Hoeveel moet ik betalen? Factor = 0,8. Bedrag x 0,8 x 200 = €160


Als ik de factor weet, vermenigvuldig ik die met het oorspronkelijke bedrag en dan weet ik het bedrag wat ik wil hebben

Stel: 20% korting op 200 euro
Hoeveel korting is dat? 
Factor = 0,2. Bedrag = 0,2 x 200 = €40

Hoeveel moet ik betalen? 
Factor = 0,8. Bedrag x 0,8 x 200 = €160

Slide 30 - Slide

VALKUILEN
- Niet goed lezen wat ze willen weten. 
- Geen berekening opschrijven
- Geen conclusie opschrijven 

Slide 31 - Slide