H4 Stofwisseling (H11)

Welkom
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Slide

Stofwisseling
Alle dissimilatie en assimilatieprocessen in een cel.

Afhankelijk van:
Hoeveelheid energie beschikbaar (zuurstof/glucose)
Temperatuur
pH

Slide 2 - Slide

Enzymen
Assimilatie = de stapsgewijze opbouw van grote complexe moleculen uit eenvoudige moleculen
Energie is nodig bij assimilatie


Dissimilatie = de stapsgewijze afbraak van grote complexe moleculen in eenvoudige moleculen
Energie komt vrij bij dissimilatie

Slide 3 - Slide

Enzymactiviteit
Afhankelijk van temperatuur en pH

Hoe warmer, hoe actiever enzymen zijn. 
Te warm?

 Denaturatie = onomkeerbare structuurverandering. Enzym werkt niet meer.


Slide 4 - Slide

Aerobe dissimilatie
Aerobe dissimilatie wordt ook wel verbranding genoemd

Favoriete brandstof
van je lichaam = glucose (deze les)


Andere bronnen zijn polysachariden, eiwitten en vetten 

Slide 5 - Slide

Welk celorganel doet aan aerobe dissimilatie van glucose?

Slide 6 - Open question

Aerobe dissimilatie
Bij dit proces komen warmte-energie, chemische energie (ATP), H2O en CO2 vrij.


Slide 7 - Slide

Stap 1 - glycolyse
  • Glucose wordt doormidden gesplitst in 2 moleculen pyrodruivenzuur (in stapjes, bij ieder stapje een enzym)

  • Deze stap kan zonder zuurstof (anaeroob)

  • In het cytoplasma, net buiten de mitochondria.

  • Hierbij komt genoeg energie vrij om 2 moleculen ATP te vormen.

Slide 8 - Slide

Stap 2&3 - in mitochondrium
  • De twee pyrodruivenzuren moleculen worden verder afgebroken

  • Hierbij komt genoeg energie vrij om 36 moleculen ATP te vormen.

  • Ook worden er hier 6 CO2 en 6 H2O moleculen gevormd

  • Deze stap moet met zuurstof

Slide 9 - Slide

Hoeveel ATP wordt er gevormd in het mitochondrium bij de aerobe dissimilatie van glucose?
A
2
B
34
C
36
D
38

Slide 10 - Quiz

Vul op de stippellijntjes de juiste getallen in.

.... zuurstof + .... glucose + .... ADP + .... P = ....water + ....koolstofdioxide + .... ATP

Noteer je antwoord als: ... + ... + ... + ... = ... + ... + ...

Slide 11 - Open question

Er is in de cel glucose aanwezig voor dissimilatie. Er ontbreekt echter zuurstof (anaeroob). Hoeveel ATP kan er dan gevormd worden?

Slide 12 - Open question

Anaerobe dissimilatie
van glucose
Wordt ook wel gisting genoemd

Gebeurt in het cytoplasma

Deze kan op twee manieren
Melkzuurgisting & Alcoholgisting

Komt vrijwel elk examen terug

Slide 13 - Slide

Bekijk binas tabel 68A. Welke twee stoffen kunnen gevormd worden van pyrodruivenzuur als er geen zuurstof aanwezig is?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Alcoholgisting
Gisten (schimmels) zetten glucose om in ethanol

Glucose + 2 ADP + 2 P->
2 Ethanol + 2 Koolstofdioxide + 2 ATP




= anaeroob

Slide 16 - Slide

Dissimilatie tot nu toe
Dieren (aeroob)
Glucose + 6 zuurstof + 38ADP + 38P-> 6 koolstofdioxide + 6 water + 38 ATP


Dieren & bacterie (anaeroob)
Glucose + 2 ADP + 2P -> 2 Melkzuur + 2 ATP


Gisten (schimmels) (anaeroob)
Glucose + 2 ADP + 2P -> 2 Ethanol + 2 Koolstofdioxide + 2 ATP


Slide 17 - Slide

Xander krijgt tijdens gym een cijfer voor zijn hinkstapsprong. Om een extra goede sprong te doen neem hij een enorme lange aanloop. Tijdens zijn lange aanloop en hinkstapsprong vindt in zijn beenspieren anaërobe dissimilatie plaats. Welke van de stoffen alcohol, koolstofdioxide, melkzuur en water komt of komen in deze spieren vrij bij dat proces?
A
Alleen melkzuur
B
Alleen alcohol en koolstofdioxide
C
Alleen koolstofdioxide en water
D
Melkzuur, koolstofdioxide en water

Slide 18 - Quiz

In welk seizoen zal een ringslang een hogere stofwisseling hebben. Leg je antwoord uit. (H4)

Slide 19 - Open question

Tijdens een voetbalwedstrijd zal er minder bloed naar de darmen stromen.
a. Leg uit dat er hierdoor een energiegebrek ontstaat in de darmen. (H11)
b. Wat zal daar het gevolg van zijn? (H12)
c. Welk soort zenuwstelsel zal hier verantwoordelijk voor zijn? (H4)

Slide 20 - Open question

Autotroof/heterotroof
Autotrofe organismen kunnen zelf uit anorganische moleculen hun eigen organische moleculen maken

Heterotrofe organismen kunnen dit niet en moeten andere organische moleculen binnenkrijgen om hun eigen organische moleculen te maken

Slide 21 - Slide

We weten nu hoe water wordt opgenomen, wat gebeurt er vervolgens met het water in een plant?

Slide 22 - Open question

Bastvaten
  •  vervoeren water en organische stoffen (glucose) 
 van blad naar de rest van de plant

  • liggen aan de buitenkant van een vaatbundel



Slide 23 - Slide

Houtvaten (binnenkant)
  •  vervoeren water en mineralen 
 van wortel naar blad 
  •  dikke celwanden
  • grote openingen 

water omhoog gepompt door: worteldruk en verdamping

Slide 24 - Slide

parenchym
cellen met relatief dunne celwand
en specifieke functie

blad: spons en pallisade-parenchym bevatten veel bladgroenkorrels (chloroplasten).

functie?

Slide 25 - Slide

huidmondjes in bladeren (en groene stengels)
uitwisseling: CO2 en O2
verdamping H2O

Slide 26 - Slide

Om te openen moeten sluitcellen van huidmondjes zich vullen met water, dus dan
A
nemen ze kalium ionen op, dit kost geen energie
B
nemen ze kalium ionen op, dit kost wel energie
C
geven ze kalium ionen af, dit kost geen energie
D
geven ze kalium ionen af, dit kost wel energie

Slide 27 - Quiz

Fotosynthese is het volgende proces.
Water + koolstofdioxide + zonlicht --> glucose + zuurstof

Hoe komt de plant aan koolstofdioxide en water?

Slide 28 - Open question

Fotosynthese
In bladgroenkorrels/chloroplasten

In alle groene onderdelen van een plant

Licht is vaak de beperkende factor. Daarna water. CO2 nooit.

Slide 29 - Slide

Planten en gassen
Planten hebben koolstofdioxide nodig voor fotosynthese. Opname is via de lucht/huidmondjes.

Planten hebben zuurstof nodig voor opname water en verbranding. Opname gaat via de wortels

Slide 30 - Slide

bladluizen prikken met hun zuigsnuit in een planten op zoek naar suikers. Welke soort transportvaten zullen ze voornamelijk aanboren? Waarom?

Slide 31 - Open question

Leg uit dat het voor bladluizen gunstig is dat de geïnfecteerde plant bladeren vormt in plaats van bloemen.

Slide 32 - Open question

Dankzij de ademwortels kunnen mangrovebomen voldoende opnemen van een gasvormige stof die in ondergrondse delen van de plant nodig is. Welke gasvormige stof is dat?

Slide 33 - Open question

Leg uit waardoor de vruchten klein blijven als de bladeren geel worden.

Slide 34 - Open question

Tbc-bacteriën worden echter niet afgebroken door de stoffen uit het lysosoom, doordat ze stoffen uitscheiden die de pH in het fagosoom verhogen.

a. Verklaar waardoor de bacteriën niet worden afgebroken als de pH in het fagosoom verandert. (H11)
b. Horen fagosomen bij de specifieke of a-specifieke afweer? (H10)
c. Lysosomen ontstaat vanuit een ander celorganel in de cel. Welke? (H1)

Slide 35 - Open question

De haai komt terecht in een toestand van ‘tonische immobiliteit’ : de haai is nog wel bij bewustzijn, maar kan zich niet meer bewegen. Witte haaien ademen door te zwemmen met hun bek open. Zuurstofrijk water stroomt dan voortdurend langs de kieuwen. Als de tonische immobiliteit bij een witte haai aanhoudt, raakt het dier na ongeveer 15 min. bewusteloos. Verklaar dit.

Slide 36 - Open question

a. Noem het proces in ons lichaam waarbij de meeste warmte ontstaat. (H1)

Slide 37 - Open question

a. Meestal hoef je niet alle glucose in je lichaam te verbranden. Wat doet je er lichaam er dan mee? (H11).
b. Welk hormoon helpt hierbij? (H6)
c. Waar wordt dit hormoon geproduceerd? (H6)

Slide 38 - Open question