H9.1 deel 3 Zouten herkennen les 3a

H9 zouten
9.1: Zouten herkennen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H9 zouten
9.1: Zouten herkennen

Slide 1 - Slide

Welkom
  • terugblik vorige les, 
  • uitleg H9.1 deel 2
  • huiswerk volgende keer

Slide 2 - Slide

terugblik vorige les
leren H9.1 (blz 199)
maken wb 9.1 (blz 203): opg 1 t/m 10, 11, 13, 16, 18, 21, 24, 25, 28

Slide 3 - Slide

leerdoelen
  • weten hoe je een zoutformule opstelt
  • oefenen met zoutformules

Slide 4 - Slide

Practicum Zoutformules
  • Neem een zout van de demotafel
  • Noteer de naam van het zout
  • stel de zoutformules op van het zout
  • Herhaal de opdracht voor 3 andere zouten

Slide 5 - Slide

Opstellen formule van zouten:
Een zout is een combinatie van positieve (metaal) ionen en negatieve (niet-metaal) ionen.
Om de formule op te stellen moet je de juiste symbolen , de juiste lading en de juiste verhouding gebruiken.
bijv magnesiumchloride wordt MgCl2
op de volgende sheet staat het stappenplan

Slide 6 - Slide

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 1:

  1. magnesiumchloride
  2.       Mg2+       Cl-     
  3.         2+             1-
  4.          1       :        2                                                                    
  5.   ( Mg2+ ) 1    ( Cl )                                                       
  6.    Mg2+ ( Cl- )2
  7.   Mg Cl 2

Slide 7 - Slide

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 2:

  1. aluminiumsulfaat
  2.       Al3+       SO42-     
  3.         3+             2-
  4.         2       :       3                                                                    
  5.   ( Al3+ )2    ( SO42-  )3                                                     
  6.    Al3+ 2        ( SO42- )3  
  7.    Al2 ( SO42- )3  

Slide 8 - Slide

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 3:

  1. ijzer(III)fosfaat
  2.       Fe3+       PO43-     
  3.         3+             3-
  4.         1       :      1                                                                    
  5.   ( Fe3+ )1    ( PO43-  )                                                    
  6.    Fe3+          (PO43- 
  7.          Fe  PO4  

Slide 9 - Slide

Wat is de juiste verhoudingsformule van natriumchloride ?
A
2 Na Cl
B
Na2 Cl
C
Na Cl2
D
Na Cl

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste verhoudingsformule van kaliumoxide ?
A
K2 O2
B
K2 O
C
K O2
D
K O

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste verhoudingsformule van nikkeljodide ?
A
Sn2 I2
B
Sn2 I
C
Sn I2
D
Sn I

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste verhoudingsformule van zinkhydroxide ?
A
Zn2 (OH)2
B
Zn2 OH
C
Zn (OH)2
D
Zn OH

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste verhoudingsformule van lood (IV) oxide ?
A
Pb2 O2
B
Pb2 O
C
Pb O2
D
Pb O

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste verhoudingsformule van ijzer (III) nitraat ?
A
Fe2 (NO3)2
B
Fe (NO3)3
C
Fe (NO3)2
D
Fe NO3

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste verhoudingsformule van calciumfosfaat ?
A
Ca3 (PO4)2
B
Ca (PO4)3
C
Ca2 (PO4)3
D
Ca3 PO42

Slide 16 - Quiz

leerdoelen gehaald?
  • weten hoe je een zoutformule opstelt

Slide 17 - Slide

Huiswerk
leren H9.1  (blz 199)
maken wb 9.1 (blz 203): opg 30, 33, 34, 35, 36, 38

Slide 18 - Slide