5.3 lineaire ongelijkheid (3v)

1 / 30
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

5.3
Quiz

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

  • Direct oplossen
  • Kan alleen bij x2=c of (x+a)2=c
  • Ontbinden in factoren
  • Kan je niet altijd toepassen
  • Kwadraatafsplitsen
  • Kan je altijd toepassen, maar soms veel rekenwerk
  • De abc-formule
  • Kan je altijd toepassen, vaak zonder veel rekenwerk
5.3A - kwadratischfe vergelijkingen oplossen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Aan het einde van deze les:
  • Kan ik lineaire ongelijkheden oplossen
lineaire ongelijkheden

Slide 9 - Slide

f(x)=150+15x
g(x)=30x
150+15x>30x
lineaire ongelijkheden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

lineaire ongelijkheden oplossen

Slide 12 - Slide

LET OP
bij lineaire ongelijkheden klapt het ongelijkheidsteken om als je deelt door een negatieve coefficient

Slide 13 - Slide

Lineaire ongelijkheid oplossen

Slide 14 - Slide

Lineaire ongelijkheid oplossen

Slide 15 - Slide

hoe luidt de abc-formule
A
B

Slide 16 - Quiz

1. a) Paul wil de ABC-formule gebruiken om de volgende vergelijking op te lossen.
x2 + x – 5 = 0
Wat zijn de waarden van van a, b en c.

A
a=2 b=1 c=-5
B
a=1 b=-5 c=1
C
a=2 b=-5 c=1
D
a=1 b=1 c=-5

Slide 17 - Quiz

Ontbinden in factoren betekent:
A
een vergelijking oplossen
B
de abc-formule gebruiken
C
tussen haakjes schrijven
D
geen idee

Slide 18 - Quiz

Welke methode gebruik je?


9x2=18x
A
x2=c
B
som/ product methode
C
gemeenschappelijke factor
D
ABC formule

Slide 19 - Quiz

Welke methode gebruik je?


3x275=0
A
x2=c
B
som/ product methode
C
gemeenschappelijke factor
D
ABC formule

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste oplosmethode:
2x² - 5 x + 7 = 0
A
product-som methode (....)(....) = 0
B
Enkele haakjes ...(.......)=0
C
wortel trekken
D
abc-formule

Slide 21 - Quiz

Hoeveel oplossingen heeft de abc-formule als D > 0?
A
0
B
1
C
2

Slide 22 - Quiz

Welke methode gebruik je voor
(3x – 6)² = 25
A
x² - c² = 0
B
x buiten haakjes halen
C
product-som-methode
D
ABC-formule

Slide 23 - Quiz

Voor de discriminant in de abc-formule geldt:

D=b24ac
A
waar
B
niet waar
C
geen idee

Slide 24 - Quiz

Wat zou je kiezen?
A
ontbinden
B
abc formule

Slide 25 - Quiz


Welke vergelijking
is alleen met de 
abc-formule op te lossen
A:x23x28=0
B:(x+11)25=2
C:3x2+6x=2
A
A
B
B
C
C

Slide 26 - Quiz

Wat zou je kiezen?
A
ontbinden
B
abc formule

Slide 27 - Quiz


x24x12=0
A
Ontbinden in factoren
B
abc-formule

Slide 28 - Quiz

We gaan onze vergelijking oplossen met de
abc-formule.

Wat doen we eerst?
A
de vergelijking oplossen
B
ontbinden in factoren
C
de discriminant uitrekenen
D
de abc-formule gebruiken

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide