B1i Grammatica hfd. 3 en 5

Nederlands
Brugklas 
2020-2021
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Nederlands
Brugklas 
2020-2021

Slide 1 - Slide


Taalverzorging 
Onderdeel grammatica 
Werkwoordelijk gezegde 
Hoofdstuk 3 
blz. 80 - 81

Slide 2 - Slide


Taalverzorging 
Onderdeel grammatica 
Bijvoeglijk naamwoord 
Hoofdstuk 5 
blz. 132-133

Slide 3 - Slide

Herhaling grammatica hfd. 1 en 2 

Persoonsvorm / onderwerp / zinsdelen

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm (pv)
Manieren om de persoonsvorm uit een zin te halen:

1. Maak een vraagzin met precies dezelfde woorden(vraagproef);
Let er wel op dat het woord een werkwoord is.
Bijv. Ik ga naar school. --> Ga ik naar school? Pv= ga 

2. Zet de zin in een andere tijd (tijdproef);
Bijv. Ik ga naar school. --> Ik ging naar school? Pv= ging



Slide 5 - Slide

Onderwerp 
Manieren om het onderwerp te vinden, zijn:
1. Zoek de persoonsvorm in de zin + wie of wat.
Bijv. Morgen vliegt hij naar Spanje toe. 
pv= vliegt                   Wie of wat = vliegt? --> hij = ow

2. Maak een vraagzin, na de persoonsvorm staat het onderwerp.
Bijv. Morgen vliegt hij naar Spanje toe. --> 
Vliegt hij naar Spanje toe? 
Pv = vliegt  
Ow = hij

Slide 6 - Slide

Strepen tussen de zinsdelen zetten
 Zoek als eerst de pv op. Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel.

Bijv. Ik heb de pen maandag aan Carlijn gegeven.
Pv = heb 
De pen / heb / ik / maandag / aan Carlijn / gegeven.
Maandag / heb / ik / de pen / aan Carlijn / gegeven.
Aan Carlijn / heb / ik / maandag / de pen / gegeven. 

Slide 7 - Slide

Taalverzorging - grammatica - werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden uit de zin


Voorbeeld
Ik heb gisteren heel hard gelachen om zijn grappen.
Pv = heb 
Ond = ik
Wgez = heb gelachen

Slide 8 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
In de verlenging werd een doelpunt gemaakt.
A
een doelpunt
B
werd
C
werd gemaakt
D
gemaakt

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
Anouk heeft heel veel cadeautjes op haar lijst staan.
A
staan
B
heeft staan
C
heeft heel veel cadeautjes
D
op haar lijst staan

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
In de vakantie willen we gaan fietsen in de bergen.
A
willen
B
willen fietsen in de bergen
C
willen gaan fietsen
D
willen we gaan fietsen

Slide 11 - Quiz

Zelfstandig maken uit het boek:
Opdracht 1 + 2 + 4 van blz. 80/81

Heb je de opdrachten niet af? --> huiswerk voor de volgende les. De volgende les gaan we de gemaakte opdrachten bespreken. 

Vragen? Stel ze via de chat in Teams

Slide 12 - Slide

Na deze les:
  • kan ik de persoonsvorm in een zin aanwijzen; 
  • kan ik het onderwerp in een zin aanwijzen;
  • kan ik zinsdeel streepjes zetten;
  • kan ik het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.

Slide 13 - Slide

Leesboek kiezen


Binnenkort wordt de opdracht 'Boekendoos' uitgelegd. Hiervoor dien je een boek te lezen. Denk alvast na over een boek dat je graag zou willen lezen. Let er wel op dat je een boek kiest van een Nederlandse of Vlaamse auteur (schrijver/schrijfster) en minimaal een C-boek moet zijn. 
Bij twijfel --> vragen. 

Slide 14 - Slide

Jonge Jury leestips 2021

Slide 15 - Slide