What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 1
Dialoog
Welkom
1
introductie
information vragen
adres and land van origine
landen / talen / nationaliteiten
nummers
alfabet
spellen
groeten and gedag zeggen
personaal pronomen + werkwoorden
zinsaccent
dialoog
1 / 50
next
Slide 1:
Slide
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
This lesson contains
50 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Dialoog
Welkom
1
introductie
information vragen
adres and land van origine
landen / talen / nationaliteiten
nummers
alfabet
spellen
groeten and gedag zeggen
personaal pronomen + werkwoorden
zinsaccent
dialoog
Slide 1 - Slide
A0 - A2
ca. 80 uur
(40 uur per niveau)
huiswerk 2 uur per week
Dialoog
theorie & praktijk
Tekst
Eigen vocabulaire
extra opdrachten
www.coutinho.nl
inlogcode
Slide 2 - Slide
A0 - A2
A
ja/nee vragen
B
repeat or replace
www.coutinho.nl
inlogcode
ca. 80uur
(40 uur per niveau)
huiswerk 2 uur per week
Dialoog
theorie & praktijk
Tekst
Eigen vocabulaire
extra opdrachten
Slide 3 - Slide
A0 - A2
A
ja/nee vragen
B
repeat or replace
www.coutinho.nl
inlogcode
ca. 80uur
(40 uur per niveau)
huiswerk 2 uur per week
Dialoog
theorie & praktijk
Tekst
Eigen vocabulaire
extra opdrachten
ElMolinero
netwerk@suc6
Slide 4 - Slide
Spreek Nederlands!
goedemorgen
goedemiddag
tot morgen
prettig weekend
Hoe gaat het?
Zin om iets te drinken?
Nederlandse
televisie en radio
Nederlandse versie van je navigatie
Een Nederlands kinderboek...
Feel like having a drink?
Slide 5 - Slide
Dialoog
Welkom
1
introduce
ask information
address and country of origin
countries / languages / nationalities
numerals
alphabet
spell
greet and say goodbye
personal pronoun + verb
sentence accent
dialoog
Slide 6 - Slide
Ik kom uit Italië.
Ik kom uit Hongarije.
Ik kom uit Turkije.
Ik kom uit Oekraïne.
Ik kom uit India.
Ik kom uit Griekenland.
Ik kom uit
de Verenigde Staten.
Ik kom uit Spanje.
Ik spreek Italiaans.
Ik spreek Hongaars.
Ik spreek Turks.
Ik spreek Oekraïens.
Ik spreek Hindi.
Ik spreek Grieks.
Ik spreek Engels.
Ik spreek Spaans.
Ik ben Italiaan / Italiaanse.
Ik ben Hongaar / Hongaarse.
Ik ben Turks / Turkse.
Ik ben Oekraïner / Oekraiense.
Ik ben Indiaas / Indiase
Ik ben Griek / Griekse
Ik ben Amerikaan / Amerikaanse
Ik ben Spanjaard / Spaanse
Slide 7 - Slide
Ik ben Erica.
Wie ben jij?
Wat is je naam?
Mijn naam is Tom.
Hoe heet je?
Ik heet Joyce.
Wat is je adres?
Waar woon je?
Waar kom je vandaan?
Uit welk land kom je?
Wat is je nationaliteit?
Welke taal spreek je?
Slide 8 - Slide
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u
wij/we
jullie
zij/ze
I
you
he
she
it
---
we
you
they
singular
plural
personaal pronomen
Slide 9 - Slide
Dag Anna, woon ______ ook in Amsterdam?
A
wij
B
jij
C
zij
Slide 10 - Quiz
Dit is Paul. ___ komt uit Engeland.
A
Hij
B
Wij
C
Jij
Slide 11 - Quiz
Hans en Freek, hebben ___ het boek ook?
A
hij
B
jullie
C
wij
D
zij
Slide 12 - Quiz
Mevrouw, woont ___ op nummer 24?
A
zij
B
hij
C
u
D
je
Slide 13 - Quiz
Het is pauze. ___ stoppen even.
A
Ik
B
We
C
Je
D
Ze
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u
wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert
luisteren
luisteren
luisteren
ik - geen t
je - soms een t
hij, ze, het / u - altijd een t
luisteren - to listen
singular
plural
personaal pronomen
luister je?
Slide 16 - Slide
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u
wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt
werken
werken
werken
werk je?
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert
luisteren
luisteren
luisteren
to listen
luister je?
werken - to work
ik - geen t
je - soms een t
hij, ze, het / u - altijd een t
personaal pronomen
Slide 17 - Slide
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u
wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt
werken
werken
werken
werk je?
heb
hebt
heeft
heeft
heeft
hebt
hebben
hebben
hebben
hebben - to have
heb je?
werken - to work
1e - geen t
2e - soms t
3e - altijd t
zijn - to be
ben
bent
is
is
is
bent
zijn
zijn
zijn
ben je?
personaal pronomen
Slide 18 - Slide
van één tot honderd
Slide 19 - Slide
alfabet
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
hij luistert
ik luister
luisteren
infinitief en plural
we / jullie / ze luisteren
ik-vorm
ik-vorm + t
ik luister / luister je?
je luistert
u / hij / zij / het luistert
drop -en
first verb
Slide 22 - Slide
hij luistert
ik luister
luisteren
infinitief en plural
ik-vorm
ik-vorm + t
we / jullie / ze luisteren
ik luister / luister je?
je luistert
u / hij / zij / het luistert
Slide 23 - Slide
hij luistert
ik luister
luisteren
infinitief en plural
ik-vorm
ik-vorm + t
kennen
ik ken
hij kent
drop -en
we / jullie / ze luisteren
ik luister / luister je?
je luistert
u / hij / zij / het luistert
Slide 24 - Slide
hij luistert
ik luister
luisteren
infinitief en plural
ik-vorm
ik-vorm + t
kennen
ik ken
hij kent
drop a consonant
drop -en
we / jullie / ze luisteren
ik luister / luister je?
je luistert
u / hij / zij / het luistert
Slide 25 - Slide
hij luistert
ik luister
luisteren
infinitief en plural
ik-vorm
ik-vorm + t
kennen
ik ken
hij kent
drop a consonant
spelen
ik speel
hij speelt
drop -en
we / jullie / ze luisteren
ik luister / luister je?
je luistert
u / hij / zij / het luistert
Slide 26 - Slide
hij luistert
ik luister
luisteren
infinitief en plural
ik-vorm
ik-vorm + t
kennen
ik ken
hij kent
drop a consonant
spelen
ik speel
hij speelt
drop -en
we / jullie / ze luisteren
ik luister / luister je?
je / u / hij / zij / het luistert
add a vowel
we / jullie / ze kennen
ik ken / ken je?
je / u / hij / zij / het kent
we / jullie / ze spelen
ik speel / speel je?
je / u / hij / zij / het speelt
Slide 27 - Slide
Ik
wij
Ik
wij
maak
ma - ken
Ik
wij
peuter
peu - te - ren
plak
plak - ken
drop -en
peuteren
plakken
maken
drop -en
drop -en
drop a consonant
add a vowel
simpel
kort
lang
simpel, kort, lang
1 sound, 1 syllable
Slide 28 - Slide
spreken
passen
maken
bakken
halen
pakken
spelen
spellen
horen
rollen
kopen
bellen
praten
eten
weten
kennen
leren
zitten
huren
koken
wonen
leven
lezen
maak de ik-vorm
Slide 29 - Slide
spre-ken
pas-sen
ma-ken
bak-ken
ha-len
pak-ken
spe-len
spel-len
ho-ren
rol-len
ko-pen
bel-len
pra-ten
e-ten
we-ten
ken-nen
le-ren
zit-ten
hu-ren
ko-ken
wo-nen
le-ven
le-zen
ik spreek
ik pas
ik maak
ik bak
ik haal
ik pak
ik speel
ik spel
ik hoor
ik rol
ik koop
ik bel
ik praat
ik eet
ik weet
ik ken
ik leer
ik zit
ik huur
ik kook
ik woon
ik leef
ik lees
Slide 30 - Slide
allemaal
1
welkom
andere
beginnen
buurman
voornaam
nummer
antwoord
iedereen
2
3
4
5
6
7
8
9
cursus
10
Slide 31 - Slide
Aan de Anmsterdamse grachten
Slide 32 - Slide
spreken - de taal - ik
Ik spreek de taal.
Slide 33 - Slide
Ik ben ...
Mijn naam is ...
Ik heet ...
Ik kom uit ...
Ik woon in ...
Ik spreek ...
Ik ben ... jaar.
Mijn leeftijd is ...
Mijn verjaardag is op ...
Ik werk bij ...
Mijn beroep is ...
Ik heb ... gestudeerd.
Wie ben jij?
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Voorbeeld
Hij heet Pablo.
Pablo komt uit Spanje.
Hij is 27 jaar en woont in Amsterdam. Zijn adres is Veldstraat 6, postcode 1065 ED. Hij werkt bij TNO in Petten.
opdracht 11
Slide 36 - Slide
goede morgen
allemaal
wonen
achternaam
beginnen
het nummer
voornaam
docent
het land
de straat
buurman
buurvrouw
quizlet
Slide 37 - Slide
Welke voornamen hoor je?
Op welk adres woont de vrouw?
Op welk adres woont de man?
Hoe heet de docent?
Waar komen de cursisten vandaan?
Hebben de cursisten dezelfde naam?
luisteren
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
zinsaccent
Welke woorden krijgen het accent?
Herhaal het antwoord.
Wil jij
koffie
?
Nee,
thee
graag?
Willen
jullie
koffie?
Nee,
wij
niet.
zinsaccent
Slide 40 - Slide
huiswerk
verdieping
1.
grammatica
2.
gatentekst
3. het alfabet
blz. 30
- own vocabulary / nieuwe woorden gebruiken
Slide 41 - Slide
verdieping
1.
grammatica
2.
gatentekst
3. het alfabet
blz. 30
- own vocabulary / nieuwe woorden gebruiken
Julian ______ in Nederland?
A
woon
B
woont
C
wonen
Slide 42 - Quiz
Haoshi en Ji ___ uit China.
A
kom
B
komt
C
komen
Slide 43 - Quiz
Hans, ___ je het boek?
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben
Slide 44 - Quiz
Dag Paula, kom ______ ook uit Madrid?
A
wij
B
jij
C
zij
Slide 45 - Quiz
Mijn naam is Engelina. ___ woon in Alkmaar.
A
Ik
B
Jij
C
Hij
D
Zij
Slide 46 - Quiz
Jennifer en Sue, hebben ___ het boek ook?
A
hij
B
jullie
C
ik
Slide 47 - Quiz
Mevrouw Janssen, waar woont ___ ?
A
zij
B
hij
C
u
Slide 48 - Quiz
Het is warm. ___ gaan naar het strand.
A
Ik
B
We
C
Je
Slide 49 - Quiz
A - verbs / pronouns
your answer is always ja
B - nouns
yes or no
repeat or replace
1B
Slide 50 - Slide
More lessons like this
NIG - Hoofdstuk 1
December 2023
- Lesson with
44 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 1
July 2023
- Lesson with
47 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 1
May 2023
- Lesson with
46 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
Link+ 0-A2 Herhaling grammatica Thema 1 & 2
September 2022
- Lesson with
21 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
Grammatica
April 2023
- Lesson with
22 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
Link+ 0-A2 Herhaling grammatica Thema 1 & 2
November 2023
- Lesson with
13 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 1 les 1
September 2023
- Lesson with
37 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 1 les 1
October 2020
- Lesson with
41 slides
NT2
WO
HBO
Studiejaar 1