HAVO 3 - NN Spelling H1 - les 1

Spelling H1 + H2
trema, apostrof, accent, cedille
zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Spelling H1 + H2
trema, apostrof, accent, cedille
zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

doelen H1
  • Ik weet wanneer ik trema's, apostrofs, accenten en cedilles moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

koppelteken
De meeste samenstellingen schrijf je aan elkaar:
kassameisje, wijkagent, politiebureau, schoolkantine

Bij een klinkerbotsing gebruik je een koppelteken:
auto-ongeluk, lente-ui, video-opname

Slide 3 - Slide

trema
  • om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen   worden uitgesproken: kopiëren (maar: gekopieerd), creëren,   beëindigen
  • in sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge 

Let op: in samenstellingen geen trema, maar een koppelteken

Slide 4 - Slide

apostrof
  • als weglatingsteken: 's nachts, 's morgens, Lars' scooter
  • om uitspraakproblemen te voorkomen bij: ik hou van y baby's, Hanna's, accu's
  • in verkleinwoorden en meervouden van cijfer- en letterwoorden: A4'tje, pc's, dvd'tje
  • in verkleinwoorden op-y, voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje

Slide 5 - Slide

accenten
  • accent aigu: logé, soirée, café
  • accent grave: barrière, crèche, fin de siècle
  • accent circonflexe: enquête, crêpe

om klemtoon aan te geven, accent aigu: dé manier om rijk te worden, een héél mooie auto

Slide 6 - Slide

cedille
  • het 'kronkeltje' onder de c: ç 
  • zorgt ervoor dat de c als s klinkt voor een a, o of u: Curaçao, garçon
  • in alle andere gevallen klinkt de c als k: caravan, decor

Slide 7 - Slide


Wat is de juiste vorm?
A
buggytje
B
buggy'tje

Slide 8 - Quiz


Wat is de juiste vorm?
A
tv-s
B
tv's

Slide 9 - Quiz


Wat is de juiste vorm?
A
cafees
B
cafés

Slide 10 - Quiz

doelen H2
  • Ik weet wanneer ik een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.

Slide 11 - Slide

doelen
  • Ik weet wanneer ik een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Laten we het filmpje eens samenvatten en de regels op een rij zetten.....

Slide 14 - Slide

GEEN -N
bijvoeglijk gebruikt

Enkele kopjes koffie
De aanwezige pers

Slide 15 - Slide

GEEN -N
Wanneer betrekking op zaken en dieren

de aapjes waren alle verzwakt door de reis
van die krentenbollen eet ik meerdere op

Slide 16 - Slide

WEL een -N

1. Gaat het om personen?
2. Is het telwoord zelfstandig gebruikt? (kun je er de of het voor zetten en staat er GEEN zelfst nw. direct achter)

Als het antwoord op beide vragen 'ja' is, zetten we er een -n achter

Slide 17 - Slide

Sommige(n) van die leerlingen ken ik heel goed.

  1. - het gaat om een persoon
  2. - het is zelfstandig gebruikt

dus wel een -n er achter.

Slide 18 - Slide

WEL een -EN
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden:

doven en slechthorenden,
ouderen

Slide 19 - Slide

Uitzondering
Als een woord al eerder in de zin is gebruikt komt er GEEN -N

De leerlingen zaten in de klas, sommige (leerlingen) waren te laat

--> controleer dit altijd door het eerder gebruikte woord er achter te zetten kan dit niet? Dan wel een -N. 

Slide 20 - Slide

Uitzondering

Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen hebben ALTIJD een -n

Slide 21 - Slide

Met of zonder -n?
Enkele(n) leerlingen hebben het huiswerk niet gemaakt.
A
met
B
zonder

Slide 22 - Quiz

Met of zonder -n?
Mijn oma kijkt altijd naar het nieuws voor dove(n) en slechthorende(n)
A
eerste met, tweede zonder
B
eerste zonder, tweede met
C
allebei met
D
allebei zonder

Slide 23 - Quiz

Met of zonder -n?
Van die schattige puppies wil ik er wel enkele(n) hebben.
A
met
B
zonder

Slide 24 - Quiz

Met of zonder -n?
Van die talentvolle voetballertjes zullen sommige(n) Oranje halen.
A
met
B
zonder

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
Hoofdstuk 1 > maken: opdracht 1 t/m 3, blz. 35
Hoofdstuk 2 > maken opdr 1 t/m 3, blz. 66 + 67
Huiswerk voor de volgende les

Slide 26 - Slide