Past Simple Group C

• English
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Today

Grammar

Past Simple

Past Simple

Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.

Past Simple

PAST SIMPLE

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked

it rains-> it rained

they beg-> they begged

 Regelmatig WW Spelling

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

I live - I lived

you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

I drop - I dropped

they plan - they planned

 Regelmatig WW Spelling

Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:

I carry- I carried

you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:

I play - I played

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.

to go       -> went      He went to Italy last year.

to make -> made     They made a very nice meal two days ago.

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen

come - came - come

Onregelmatigwerkwoorden p 214, 215, 216

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie (TB page 163)

to do ----------    did       -------   done 

to fly ----------     flew     -------   flown

to go ---------      went    -------   gone

hele werkwoord

1

verleden tijd

2

voltooid deelwoord

3

   Het eerste rijtje = het hele werkwoord

                      (tegenwoordige tijd)

                to do

                to  fly

                to  go

1

   

       Het tweede rijtje = de verleden tijd

                                             (past tense)

                did

                flew

                went

    

2

het derde rijtje = de voltooide tijd

                                 (past participle)

             done

             flown

             gone

         

3

Wat betekenen ook al weer die woorden?

Infinitive = hele werkwoord (1e rij)

past simple = verleden tijd (2e rij)

past participle = voltooid deelwoord (3e rij)

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

• yesterday
• last week
• ten minutes ago
• in 2007
• this morning
  

Je gebruikt de Past Simple als...

1. iets gebeurd is in de toekomst
2. iets iedere dag gebeurt
3. iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
4. iets nog niet gebeurd is

Past Simple

PAST SIMPLE

Herkennen (recognize).

In the next 8 slides you will have to recognize the correct form of the verb in the past simple.

(In de volgende 8 slides moet je de goede vorm van de past simple kunnen herkennen.)

Wat is de Past Simple van "book"

1. book
2. bookt
3. booked
4. bookd

Wat is de Past Simple van "be"

1. was/were
2. was
3. were
4. been

Wat is de Past Simple van ''love"

1. loveed
2. loved
3. loft
4. lovved

Wat is de Past Simple van "stop"

1. stop
2. stoped
3. stopped
4. stopt

Wat is de Past Simple van "study"

1. studyd
2. studyied
3. studyed
4. studied

Wat is de Past Simple van "return"

1. return
2. returnt
3. returnd
4. returned

Wat is de Past Simple van "pass"

1. past
2. passed
3. passd
4. pased

Wat is de Past Simple van "cycle"

1. cyclet
2. cycled
3. cycleed
4. cycle

TOEPASSEN (apply)

In the next 7 slides you will see sentences which you have to complete with the correct form of the past simple.

Write the whole sentence and think about punctuation.

Fill in the correct form of the past simple of the verb in brackets.
The audience really ........... (to love) your concert last week.

Fill in the correct form of the past simple of the verb in brackets.
I just .......... (to arrive) in Paris!

Put the following sentence into the past tense.
She likes football.

Put the following sentence into the past tense.
Henry does his homework.

Put the following sentence into the past tense.
We live in England.

Put the following sentence into the past tense.
We change flights in London.

Put the following sentence into the past tense.
I try to climb a mountain.

agendaweb.org

Kan je de past simple van een werkwoord
HERKENNEN?

JA

Nee

Kan je de Past Simple in een zin
TOEPASSEN

JA

Nee