Voorzetsels

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Voorzetsels

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Hallo,

Vandaag gaan wij leren over voorzetsels.

We kijken eerst een filmpje over voorzetsels.

Welke voorzetsels ken je?

De bal ligt in de kist.

De bal ligt op de kist.

De bal ligt onder de kist.

De bal ligt achter de kist.

De bal ligt voor de kist.

De bal is boven de kist.

De bal is beneden de kist.

De bal ligt tussen de kist.

De bal ligt naast de kist.

De fiets staat tegen de lantaarnpaal aan.

Het meisje springt over de doos heen.

Het meisje rent om de doos heen.

Het meisje kruipt door de doos heen.

Het meisje kruipt in de doos.

Het meisje kruipt uit de doos.

De bal ligt....de kist.

1. in
2. boven
3. voor
4. van

De bal ligt.....de kist.

1. beneden
2. voor
3. tussen
4. op

Het meisje kruipt...de doos.

1. door
2. in
3. beneden
4. naast

De fiets staat....de lantaarnpaal aan.

1. op
2. in
3. tegen
4. voor

De bal is.....de kist.

1. boven
2. beneden
3. achter
4. voor

De bal ligt.....de kist.

1. naast
2. onder
3. in
4. tussen

Het meisje kruipt...de doos.

1. voor
2. in
3. uit
4. boven

Het meisje rent....de doos heen.

1. door
2. naast
3. achter
4. om

De bal ligt.....de kisten.

1. tussen
2. naast
3. in
4. beneden

De bal ligt.....de kist.

1. voor
2. op
3. tussen
4. achter

Het meisje kruipt....de doos heen.

1. door
2. tussen
3. naast
4. in

De bal ligt.....de kist.

1. voor
2. naast
3. beneden
4. in

De bal ligt.....de kist.

1. in
2. op
3. voor
4. naast

Het meisje springt....de doos heen.

1. over
2. door
3. boven
4. op

Welke voorzetsels ken je?