Herhaling BOA (examen)

Herhaling BOA (examen)
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling BOA (examen)

Slide 1 - Slide

Hans is 11 jaar en mishandelt een klasgenoot. Kan Hans strafrechtelijk worden vervolgd en gestraft?
A
Nee, dat heeft de wetgever uitgesloten.
B
Op grond van het jeugdstrafrecht kan Hans wel schuldig worden verklaard, maar wordt de maximumstraf met de helft verminderd.
C
Op grond van het Wetboek van Strafrecht kan Hans wel schuldig worden verklaard, maar kan hem geen straf worden opgelegd.

Slide 2 - Quiz

De eigenaar van een hobbywinkeltje betrapt op heterdaad een negenjarig meisje dat een doosje smeltkralen in haar rugtas heeft gestopt en daarna zonder af te rekenen de winkel verlaat. Welke bevoegdheid (of bevoegdheden) heeft de eigenaar van de winkel?
A
De eigenaar heeft geen bevoegdheden, omdat het meisje nog geen 12 jaar is.
B
Staande houden.
C
Aanhouden.

Slide 3 - Quiz

Een BOA ziet dat een jongen een overtreding pleegt van de Algemene Plaatselijke Verordening. De BOA is bevoegd om dit strafbare feit op te sporen. Hij gaat naar de jongen toe en houdt hem staande. Bij het opgeven van de identiteitsgegevens blijkt dat de jongen 10 jaar oud is. Is de BOA bevoegd deze jongen staande te houden en een proces-verbaal op te maken van de gepleegde overtreding?
A
Ja, tegen de jongen kunnen wel dwangmiddelen worden toegepast en een proces-verbaal worden opgemaakt, maar hij kan niet worden vervolgd voor de gepleegde overtreding.
B
Nee, de jongen heeft de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt.
C
Ja, de jongen mag worden staandegehouden en het proces-verbaal kan worden opgemaakt. Omdat het slechts een overtreding betreft kan hij ook worden vervolgd.

Slide 4 - Quiz

Jeugdige verdachte

Slide 5 - Slide

Welke van onderstaande beweringen is juist ten aanzien van een persoon die door een opsporingsambtenaar als verdachte wordt staande gehouden?
A
De verdachte is verplicht te blijven staan en zijn identiteitsgegevens op te geven.
B
De verdachte hoeft niet te blijven staan, maar moet wel zijn identiteitsgegevens opgeven.
C
Hij moet dulden dat hij ter plaatse wordt opgehouden, maar hij hoeft niet zijn identiteitsgegevens bekend te maken.

Slide 6 - Quiz

Staande houden

Slide 7 - Slide

Gisteren hield een bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaar een verdachte staande voor een door hem gepleegde overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij controle in de Basisregistratie Personen vandaag blijkt, dat hij een valse geboorteplaats aan de opsporingsambtenaar heeft opgegeven. Bestaat de mogelijkheid dat de verdachte vandaag alsnog wordt aangehouden voor het opgeven van de valse geboorteplaats?
A
Ja, op het strafbare feit is voorlopige hechtenis toegelaten.
B
Ja, omdat hij valse identiteitsgegevens heeft opgegeven aan het bevoegd gezag.
C
Nee, deze mogelijkheid bestaat niet.

Slide 8 - Quiz

Buiten heterdaad

Slide 9 - Slide

Een verkoper in een winkel voor autoartikelen ziet dat een man een veiligheidshamer in zijn binnenzak stopt en zijn jas dichtritst. De man loopt zonder te betalen langs de kassa en verlaat de winkel. Zodra hij buiten is, wordt hij vastgepakt door een verkoper. De verkoper wil de man als verdachte aanhouden. De verdachte verzet zich echter hevig. Toch weet de verkoper samen met een voorbijganger de verdachte tegen de grond te werken en vast te houden. De verkoper maakt de jas van de verdachte open, pakt de gestolen veiligheidshamer uit de binnenzak en neemt die in beslag. Was de verkoper bevoegd de verdachte aan de kleding te onderzoeken om de veiligheidshamer in beslag te nemen?
A
Ja, omdat de aanhouding van de verdachte nog op heterdaad plaatsvond en hij de veiligheidshamer met zich voerde.
B
Nee, burgers zijn nooit zelfstandig bevoegd verdachten aan de kleding te onderzoeken.
C
Ja, omdat er sprake was van een staande gehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestonden.

Slide 10 - Quiz

Onderzoek aan de kleding

Slide 11 - Slide

Wat is inbewaringstelling?
A
Een vorm van voorlopige hechtenis die maximaal 90 dagen kan duren en die wordt opgelegd door de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.
B
Een vorm van voorlopige hechtenis die maximaal 3 dagen kan duren en die voor 3 dagen kan worden verlengd door de rechter-commissaris op verzoek van de officier van justitie.
C
Een vorm van voorlopige hechtenis die maximaal 14 dagen kan duren en die wordt opgelegd door de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.

Slide 12 - Quiz

Een verdachte wordt door een algemeen opsporingsambtenaar aangehouden naar aanleiding van een door hem gepleegde winkeldiefstal. De opsporingsambtenaar, niet zijnde een hulpofficier van justitie, wil hem aan de kleding onderzoeken en geeft de verdachte het bevel zijn jaszakken leeg te halen. Moet de verdachte aan dit bevel voldoen?
A
Ja.
B
Nee, alleen als het bevel door de hulpofficier van justitie is gegeven.
C
Nee.

Slide 13 - Quiz

In artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht komt de volgende zin voor: ‘Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat’. Het begrip ‘woning’ is hier .........
A
een bestanddeel van de norm
B
een bestanddeel van de kwalificatie
C
een bestanddeel van de sanctie

Slide 14 - Quiz

Bestanddeel:

- enig goed
- geheel of ten dele aan een ander toebehoort
- wegneemt
- oogmerk
- wederrechtelijk toe eigenen

Slide 15 - Slide

Een algemeen opsporingsambtenaar ziet dat een automobilist een overtreding pleegt, hij houdt hem staande en zegt hem proces-verbaal aan. Ter verificatie van de identiteitsgegevens vraagt hij naar zijn rijbewijs. De verdachte geeft dit aan de opsporingsambtenaar en tevens een biljet van € 20 en zegt: ‘Koop hiervan maar wat leuks voor je vrouw, maar dan moet je geen proces-verbaal opmaken.’ De opsporingsambtenaar neemt het geld niet aan. Wie is hier strafbaar voor omkoping?
A
Het betreft hier slechts een poging; dit is niet strafbaar.
B
Beiden zijn strafbaar.
C
De automobilist is strafbaar.

Slide 16 - Quiz

De wetgevende macht van het land (1), de provincie (2) en de gemeente (3) zijn....
A
1: Koning & ministers 2: Gedeputeerde Staten 3: Burgemeester
B
1: Regering & Staten Generaal 2: Provinciale Staten 3: Gemeenteraad
C
1: Koning 2: Provinciale STaten 3: College van B&W

Slide 17 - Quiz

Kees is van plan om zijn eeuwige rivaal Jan te doden door middel van een vuurwapen. Met dat doel koopt hij een pistool. Enkele dagen later wacht hij Jan op en schiet op hem. De afgevuurde kogel mist Jan, die daarna weet te vluchten. In dit geval is er sprake van een strafbare poging tot doodslag c.q. moord vanaf het moment dat Kees .........
A
het Pistool op Jan richtte en de trekker begint over te halen.
B
het schot afvuurt.
C
het pistool koopt met de bedoeling Jan ermee te doden.

Slide 18 - Quiz

Poging

Slide 19 - Slide

Welke van de onderstaande misdrijven zijn alleen klachtdelicten als ze door verdachten tegen bepaalde leden van hun eigen familie zijn begaan?
A
Diefstal, afpersing, verduistering, oplichting.
B
Diefstal, belediging, afpersing, bedreiging.
C
Mishandeling, afpersing, belediging, oplichting.

Slide 20 - Quiz

Een vrouw gaat naar het politiebureau met de bedoeling om aangifte van diefstal te doen. Zij vertelt een dienstdoende agent dat haar wettige meerderjarige zoon haar juwelen heeft gestolen. Kan haar zoon voor dit feit vervolgd worden?
A
Ja, maar alleen als de vrouw mondeling of schriftelijk klacht doet ten overstaan van een (hulp)officier van justitie.
B
Ja, omdat diefstal ambtshalve vervolgbaar is.
C
Nee, omdat de wet in dit geval vervolging uitsluit.

Slide 21 - Quiz

Een vrouw gaat naar het politiebureau met de bedoeling om aangifte van diefstal te doen. Zij vertelt een dienstdoende agent dat haar wettige meerderjarige zoon haar juwelen heeft gestolen. Kan haar zoon voor dit feit vervolgd worden?
A
Ja, maar alleen als de vrouw mondeling of schriftelijk klacht doet ten overstaan van een (hulp)officier van justitie.
B
Ja, omdat diefstal ambtshalve vervolgbaar is.
C
Nee, omdat in dit geval de wet vervolging uitsluit.

Slide 22 - Quiz

Klachtdelicten

Slide 23 - Slide

Een verkoper in een winkel voor autoartikelen ziet dat een man een veiligheidshamer in zijn binnenzak stopt en zijn jas dichtritst. De man loopt zonder te betalen langs de kassa en verlaat de winkel. Zodra hij buiten is, wordt hij vastgepakt door een verkoper. De verkoper wil de man als verdachte aanhouden. De verdachte verzet zich echter hevig. Toch weet de verkoper samen met een voorbijganger de verdachte tegen de grond te werken en vast te houden. De verkoper maakt de jas van de verdachte open, pakt de gestolen veiligheidshamer uit de binnenzak en neemt die in beslag. Was de verkoper bevoegd de verdachte aan de kleding te onderzoeken om de veiligheidshamer in beslag te nemen?
A
Ja, omdat de aanhouding van de verdachte nog op heterdaad plaatsvond en hij de veiligheidshamer met zich voerde.
B
Nee, burgers zijn nooit zelfstandig bevoegd verdachten aan de kleding te onderzoeken
C
Ja, omdat er sprake was van een staande gehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestonden.

Slide 24 - Quiz

Onderzoek aan de kleding

Slide 25 - Slide

Een verdachte wordt na het plegen van een misdrijf waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten op bevel van de hovj opgehouden voor onderzoek. Nadat bijna zes uren zijn verstreken is de identiteit van de verdachte bekend, maar is hij nog niet verhoord. Wat moet er met deze verdachte gebeuren?

A
De verdachte moet na zes uur, na kort te zijn verhoord, worden heengezonden.
B
De verdachte kan na de eerste termijn van zes uur aansluitend nog zes uur verlengd worden opgehouden voor onderzoek om te worden verhoord.
C
De verdachte kan in dit geval maximaal negen uur worden opgehouden voor onderzoek, maar moet daarna wel worden heengezonden.

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Wanneer de rechter op de zitting wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het feit heeft gepleegd, maar hij constateert ook dat het gepleegde feit geen strafbaar feit is, dan .........
A
volgt vrijspraak
B
volgt ontslag van alle rechtsvervolging
C
wordt de verdachte schuldig verklaard maar krijgt geen straf opgelegd, omdat de rechter het rechterlijk pardon toepast

Slide 28 - Quiz

Ontslag van alle rechtsvervolging
1. Feit is geen strafbaar feit 
2. Verdachte is niet strafbaar 

Dus: bij schulduitsluitingsgronden/rechtsvaardigheidsgronden

Niet alle bestanddelen vervuld: vrijspraak 
               

Slide 29 - Slide

Onder het begrip schuld in ruime zin wordt begrepen .........
A
opzet
B
schuld in enge zin
C
zowel opzet als schuld in enge zin

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Schuld in enge zin

Slide 32 - Slide

Een raadslid van de gemeente Amstelveen stelt in de gemeenteraad voor in de Algemene Plaatselijke Verordening van die gemeente medeplichtigheid aan overtreding strafbaar te stellen. Kan de gemeenteraad aan het verzoek van het raadslid voldoen volgens de wettelijke bepalingen?
A
Ja, de Grondwet bepaalt dat de gemeenteraad verordeningen kan maken waarop straf is gesteld.
B
Ja, maar deze bevoegdheid bestaat alleen bij een overtreding.
C
Nee, de slotbepaling (artikel 91 WvSr) van het Wetboek van Strafrecht sluit dit uit.

Slide 33 - Quiz

Twee automobilisten, Anton en Bernard, hebben op een kruispunt ruzie gekregen over het verlenen van voorrang. Er zijn geen strafbare feiten gepleegd. Een politieagent bemiddelt in de zaak en verzoekt Anton en Bernard verder te rijden. Anton stapt al in zijn auto, maar Bernard komt op de agent af en zegt: “Ik eis dat je proces-verbaal opmaakt tegen Anton en als je dat niet doet zal ik je baas even bellen!”
A
Bernard maakt zich niet schuldig aan het misdrijf ambtsdwang.
B
Bernard maakt zich schuldig aan het misdrijf ambtsdwang als hij zijn dreigement uitvoert.
C
Bernard maakt zich schuldig aan het misdrijf wederspannigheid.

Slide 34 - Quiz

Wie is volgens het Wetboek van Strafvordering bevoegd tot het staande houden van een verdachte?
A
Iedere opsporingsambtenaar, maar alleen bij ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad.
B
Een ieder, dus ook een burger, maar alleen in geval van een misdrijf.
C
Iedere opsporingsambtenaar.

Slide 35 - Quiz

Als een strafbaar feit onder de werking van twee strafbepalingen valt, waarvan één een bijzondere en de andere een algemene strafbepaling is, dan zal de rechter ......... hanteren.
A
beide strafbepalingen
B
algemene strafbepaling
C
bijzonder strafbepaling

Slide 36 - Quiz

Welke van de onderstaande stelling is juist?
A
Als een verdachte is aangehouden door een burger, dan moet deze de verdachte ten spoedigste of onverwijld overdragen aan een hulpofficier van justitie.
B
Als een verdachte zowel op als buiten het geval van heterdaad door een opsporingsambtenaar is aangehouden moet deze zorg dragen dat hij ten spoedigste of onverwijld voor een (hulp)officier van justitie wordt geleid.
C
Als een verdachte is aangehouden door een opsporingsambtenaar, dan moet deze zorg dragen dat hij ten spoedigste of onverwijld naar een plaats van verhoor wordt geleid.

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Een burger constateert een strafbaar feit op heterdaad en houdt de verdachte aan. De burger waarschuwt een agent van de regionale eenheid Midden-Nederland, die snel ter plaatse is. Moet deze ambtenaar ervoor zorgen dat deze verdachte ten spoedigste voor een (hulp)officier van justitie wordt geleid?
A
Ja, als hij uit de verklaring van de burger de zekerheid gekregen heeft dat de verdachte het feit heeft gepleegd.
B
Nee, tenzij het een strafbaar feit is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
C
Ja, dat is hij volgens het Wetboek van Strafvordering verplicht.

Slide 39 - Quiz

De termijn ophouden voor onderzoek begint op het moment .........
A
waarop de verdachte wordt aangehouden
B
waarop het verhoor aanvangt
C
dat de hulpofficier van justitie, de voorgeleiding, de ophouding tot ondezoek beveelt

Slide 40 - Quiz

Land
Provincie
Gemeente
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechtelijke macht
Regering + SG
Provinciale Staten
Gemeenteraad
Gedeputeerde Staten
BCollege van B&W
Regering
Hoge Raad
Gerechtsh
Rechtbank

Slide 41 - Drag question

Slide 42 - Slide